Logopedie en neurologische ontwikkelingsstoornissen: KCE roept op tot dringende hervorming van zorgaanbod

Het Federaal Expertisecentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) heeft zich gemengd in het debat over logopedie voor kinderen met neurologische ontwikkelingsstoornissen. Het bevestigt de waarde van een multidisciplinaire aanpak, maar waarschuwt voor de tekortkomingen van het huidige systeem.

In een tijd waarin individuele logopediesessies niet langer vergoed worden voor sommige kinderen met neurologische ontwikkelingsstoornissen, neemt het KCE een standpunt in. In een onlangs gepubliceerd rapport bevestigt de federale instelling dat een multidisciplinaire aanpak het meest geschikt is voor kinderen met stoornissen in de intellectuele ontwikkeling of autismespectrumstoornissen. Maar het wijst ook op de beperkingen van het huidige aanbod: te lange wachttijden, territoriale ongelijkheden en een gebrek aan zorg in scholen. Het KCE beveelt daarom aan dat de gefedereerde entiteiten dringend de gespecialiseerde structuren versterken, terwijl de terugbetaling voor individuele logopedie tijdelijk behouden blijft, om gezinnen niet nog meer te benadelen.

(Persbericht KCE)

Logopedie: verschillende vormen en bevoegdheden

Kinderen die problemen hebben met spraak-en taalontwikkeling kunnen gebaat zijn met logopedie, en die bestaat momenteel in verschillende vormen. Sommige logopedisten werken individueel, dus monodisciplinair. Anderen maken deel uit van een multidisciplinair team met o.a. artsen, psychologen, kinesitherapeuten, enz., en dat team staat in voor de diagnose, therapieplanning en/of behandeling van kinderen. Voorbeelden hiervan zijn de Centra voor ambulante revalidatie (CAR). Op school kunnen logopedisten via de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB) ingeschakeld worden om leerkrachten te ondersteunen en te coachen bij de begeleiding van hun leerlingen. Ook kan een kind zelf logopedie krijgen op school, dat is vooral het geval in het buitengewoon onderwijs.

Of en door wie logopedie terugbetaald wordt, kan variëren. Het federale niveau neemt monodisciplinaire, individuele logopedie voor zijn rekening. De deelstaten financieren logopedie in de multidisciplinaire revalidatiecentra en op school.

Monodisciplinair versus multidisciplinair

Tot vrij recent werd monodisciplinaire logopedie niet terugbetaald bij kinderen met een IQ beneden de 86 en kinderen met een psychische aandoening zoals een autismespectrumstoornis (ASS) of ADHD. Reden was dat de federale beleidsmakers oordeelden dat een multidisciplinaire aanpak voor hen wellicht meer geschikt zou ziin. Sinds 1 september 2024 wordt monodisciplinaire logopedie aan kinderen met een IQ van 86 wel terugbetaald, maar de kinderen met een IQ van IQ van 70 of lager zullen wel vanaf 1 juli vooraf de bevestiging van een erkend CAR moeten krijgen dat ze gebaat zouden zijn met monodisciplinaire logopedie.

De wachttijden voor de multidisciplinaire centra zijn echter lang, en ze vragen soms lange verplaatsingen, omdat ze ongelijkmatig gespreid zijn over het land, vooral dan in het zuiden. Het aanbod op de scholen zou evenmin volstaan. Daarom pleiten stakeholders (o.a. ouders, belangenverenigingen, zorgverleners) voor de terugbetaling van monodisciplinaire logopedie in de plaats van of aanvullend op multidisciplinaire revalidatie of begeleiding op school.

Aan het KCE werd de vraag gesteld naar de wetenschappelijke onderbouw voor het behandelen van spraak-en taalproblemen bij kinderen met een verstandelijke beperking, of andere neurologische ontwikkelingsstoornissen zoals ASS of ADHD.

Multidisciplinaire aanpak meestal te verkiezen, maar….

Het KCE stelde vast dat een multidisciplinaire aanpak duidelijk te verkiezen is bij kinderen met een verstandelijke beperking en ASS. Slechts in een beperkt aantal gevallen kan hen, na een multidisciplinaire evaluatie, monodisciplinaire logopedie voorgesteld worden. Kinderen met een IQ boven 70, en kinderen met ADHD, moeten tot beide soorten logopedie toegang kunnen hebben afhankelijk van hun noden. Voor alle kinderen geldt hetzelfde: alle logopedisten moeten goed opgeleid zijn en ervaring hebben bij het behandelen van deze doelgroep. Ze moeten ook samenwerken met andere ervaren zorgverleners.

De wetenschappelijke literatuur spreekt zich niet uit over de effectiviteit en kosteneffectiviteit van gelijktijdige monodisciplinaire en multidisciplinaire logopedie (of niet). Het KCE kan daar dan ook geen uitspraken over doen. Wel benadrukt de literatuur dat het kind therapie in een zo vertrouwd mogelijke omgeving moet volgen, en dat ouders en leerkrachten hierbij betrokken moeten worden.

…uitbreiding van capaciteit broodnodig

Primordiaal is dat de deelstaten het grote tekort aan ambulante multidisciplinaire centra aanpakken door de capaciteit uit te breiden en de centra goed te spreiden. Daarbij zou men ook zorgteams kunnen erkennen met zelfstandig werkende therapeuten die niet onder één dak werken, mits zij samen aan gemeenschappelijke doelstellingen werken voor het kind, en goed gecoördineerde, kwaliteitsvolle zorg aanbieden. Ook het aanbod in de onderwijssector moet worden uitgebreid. Teleconsultatie en online therapie kunnen overwogen worden om de schaarste aan centra in dunbevolkte regio’s op te vangen, vooral in Wallonië.

In afwachting van voldoende multidisciplinaire capaciteit kan de terugbetaling van monodisciplinaire logopedie bij kinderen met een IQ van 70 of lager tijdelijk worden verlengd. Deze tijdelijke oplossing mag er wel niet toe leiden dat de uitbreiding van de multidisciplinaire capaciteit verder vertraging oploopt. Voor kinderen met ASS is een voorafgaande multidisciplinaire evaluatie steeds aangewezen.

Kwaliteitscontrole

Daarnaast is een structurele kwaliteitscontrole van de logopedie, mono- of multidisciplinair, belangrijk. Als eerste stap ontwikkelt men best kwaliteitscriteria, op basis van wetenschappelijk onderbouwde richtlijnen en in overleg met experts.

 

LEES OOK: