Initiatieven

Pediatrische Spoed: wat is de rol van grootouders? (Getuigenis)

Wanneer een kind wordt opgenomen op de spoedafdeling en de intensieve zorg overneemt (of een ziekenhuisopname volgt), zijn de ouders de eersten die zich zorgen maken en voortdurend op hun hoede zijn. Maar hoe zit het met grootouders in zulke gevallen? Zij zijn net zo bezorgd, ongerust en hulpeloos… Ze willen graag hun hulp en aanwezigheid aanbieden, maar worden vaak verbannen naar de wachtkamer, met weinig informatie. Zo voelde een grootmoeder zich toen haar kleinzoon in het ziekenhuis belandde, tussen leven en dood. Hier is haar getuigenis.

“Als abuela, want zo heet ik als grootmoeder, vraag ik me nog steeds af welke rol en plaats grootouders kunnen krijgen in een ziekenhuis. Misschien biedt deze getuigenis steun aan andere grootouders die met dezelfde twijfels en vragen zitten. Doen we wel genoeg of juist te veel? Hoe kunnen we onze kinderen steunen zodat zij er kunnen zijn voor hun kinderen? Hoe kunnen we aanwezig zijn zonder te veel ruimte in te nemen? Hoe leggen we onze emoties het zwijgen op om die van hen te delen? Hoe kunnen we vriendelijk en rustig luisteren zonder alles te willen weten?

Het was halverwege de ochtend, de zon scheen. Terwijl ik een tekst aan het schrijven was, ging mijn telefoon en verscheen er een foto van een van mijn kinderen op het scherm. Glimlachend nam ik op, ik verheugde me al op het gesprek. Een hakkelende stem gevolgd door gehuil deed alles in een fractie van een seconde veranderen: “Mama, het is echt heel erg, de baby is op de spoedgevallendienst in het ziekenhuis! Ze geven hem nu al meer dan twintig minuten hartmassage, ik bid, we bidden samen… Ze staan met z’n vieren over hem heen, ze wisselen elkaar af, ik ben bang!” Na een gefragmenteerde uitleg van een paar minuten, onderbroken door meer tranen, begreep ik dat er iets ernstigs was gebeurd met mijn kleinzoon van amper 21 maanden oud. Zijn hart was gestopt tijdens een onderzoek op de spoedgevallendienst. Gelukkig hadden mijn zoon en schoondochter snel gereageerd. Die ochtend waren de handen en voeten van de kleine jongen bijna bevroren geweest, hij was niet goed wakker en viel letterlijk in slaap terwijl zijn moeder hem aankleedde. Als ze langer hadden gewacht, was mijn liefste kleinzoon thuis gestorven.

De nacht ervoor had hij gehuild en lichte koorts gehad. De kinderarts had hem de vorige dag nog onderzocht, zonder de ernst te kunnen vermoeden van de aandoening die hem de volgende dag zou treffen. Hij hoestte een beetje, had lage koorts en wat maagklachten. Er werd rust en voldoende drinken voorgeschreven.
Hij had echter acute myocarditis, wat sowieso al weinig voorkomt maar nog zeldzamer is bij kinderen. Het zal de arme dokter spijten als hij later het vervolg verneemt.

Ik liet de tekst voor wat hij was, trok mijn jas aan en zei mijn collega dat ik meteen naar het ziekenhuis moest. Mijn zoon en schoondochter waren ten einde raad, ze hadden me nodig.

In het ziekenhuis werden alle zeilen bijgezet. Zodra hij op de spoedgevallendienst was aangekomen, was onze kleine jongen naar de intensieve zorg gebracht voor een hartreanimatie van dertig minuten. Daar is hij drie tergend lange weken gebleven, zwevend tussen het leven en de dood. Elke dag bracht meer slecht nieuws dan de dag ervoor. We waren bang voor de nawerkingen van die lange reanimatie. Er werd een ECMO geplaatst; dat is medisch jargon voor een apparaat dat de hartfunctie overneemt. Omdat ook de longen het lieten afweten, was er een tweede ECMO nodig zodat ze bleven werken. “Ze zitten ‘vastgeplakt’, er zit bloed in, hij heeft nierfalen”, zei mijn zoon. Als grootouder was het moeilijk om volledige en samenhangende informatie te krijgen. Als ik ze om meer details vroeg, waren ze te uitgeput om te antwoorden, ze hadden niet alles gehoord of begrepen. Het was te hard, te eng.

Bovenop het immense verdriet van mijn zoon en schoondochter kwam de angst om die kleine hartendief te verliezen. We wachtten op een afstand, in de gang van de intensieve zorg of in de wachtkamer. Geleidelijk aan mochten we de dienst binnen, waar de kamers rond een centrale ‘controletoren’ stonden. Het was er een komen en gaan van vele verzorgers met zorgkarretjes en apparatuur die we nog nooit hadden gezien.

In de overige kamers vochten andere kinderen voor hun leven. Verkeersongevallen, transplantaties, kanker… De blikken die we kruisten waren vaak dof, moe en vol tranen, maar soms ook vrolijk en bemoedigend. Voor het personeel kan ik moeilijk de juiste woorden vinden – superhelden? Ze stonden voortdurend aan het bed van de kinderen om zorg te verlenen. Bij ons weerklonk er bijna elke twee minuten een waarschuwing. Ze kwamen aanrennen, stelden de sondes en katheters bij, belden de arts die dienst had…

Af en toe probeerden we vanop een afstand te luisteren naar de karige uitleg van de hoofdverpleegkundige of de arts, zonder de anderen te storen. Wij waren slechts de grootouders, het is normaal dat de ouders eerst en apart werden geïnformeerd.

Een verpleegkundige vertrouwde me toe: “Ik heb u de vorige keer laten gaan zonder met u te praten en ik kon zien dat u bang was. Dat mag niet nog eens gebeuren, deze keer zal ik uitleggen hoe we ervoor staan.”

Zo kwam ik te weten dat zijn ziekte zeer ernstig was, maar dat hij ertegen vocht. De ene complicatie volgde op de andere. Op een nacht raakte de ECMO die zijn hart ondersteunde geblokkeerd en moest die dringend vervangen worden. Meteen naar de operatiekamer, er begon een race tegen de klok. Er werd mij uitgelegd dat de ECMO’s hem in leven hielden, maar ook complicaties veroorzaakten en niet te lang gebruikt mochten worden. Ondanks alles sloeg zijn hart elke dag een beetje meer op eigen kracht. Maar het moeilijkste woord om te horen was ‘bang’, terwijl ik dacht dat ik er sereen uitzag, klaar voor mijn rol als mama die haar zoon en schoondochter beschermt. We kunnen onze emoties niet altijd verbergen.

Mijn zoon en schoondochter waren er zo slecht aan toe dat ik vroeg of ze een psycholoog om hulp hadden gevraagd. Hun religie was genoeg voor hen, antwoordden ze in koor, licht verontwaardigd. Onze kleine jongen was in Gods handen. Voor mij, als atheïst, was het ingewikkeld om hen uit te leggen dat psychologische hulp nodig kon zijn naast het bidden en de steun van hun familie en gemeenschap.

Ik praatte lang met mijn zoon, over religie, geloof, steun, bidden, een gemeenschap, de zin van het leven, het lot… We zagen de zon ondergaan boven de parking van de spoedgevallendienst en liepen als enige bezoekers door de gangen, op weg naar de kapel waar alle religieuze gemeenschappen welkom zijn. Ik nam hem in mijn armen, hij liet zijn tranen de vrije loop. Hij was weer mijn kleine jongen in de armen van zijn mama. Ik wilde een konijn voor hem kopen, net als toen hij klein was. Iets waar hij zich aan kon vastklampen wanneer hij bang was om alle hoop en zelfs het geloof te verliezen. Mijn zoon ontroerde me, ik bewonderde zijn moed, veerkracht en oneindige liefde voor zijn kleine jongen.

Er gingen twee weken voorbij. Onze kleine jongen lag onbeweeglijk in zijn bed, met ongeveer vijftien monitoren die zijn gezondheidstoestand opvolgden en de tijd leken te tellen met hun geluiden. De ECMO-pompen ratelden ritmisch. Na een tijd leerde ik bepaalde schermen en belangrijke getallen te ontcijferen. In zijn hals en al zijn ledematen staken draden en slangen, aangesloten op machines, zakjes en drains. Hij was zo klein in dat hypermedische bed, in die kamer die eruitzag als de cockpit van een Boeing. We mochten hem niet aanraken of met hem praten. We moesten alle prikkels vermijden om zijn uiterst fragiele hart te sparen. Dat was het moeilijkste voor zijn moeder, die beefde wanneer ze naar hem keek.

We wisten niet wat zijn aandoening had veroorzaakt, er werd tussen meer dan 10.000 virussen gezocht. Er werd ook een genetisch onderzoek uitgevoerd. Na ongeveer tien dagen vonden de zorgverleners een verdedigingsmiddel tegen het virus dat het hart van onze kleine jongen had aangetast en zelfs had doen stoppen. Zijn hartslag voorzag in amper vijf procent van zijn behoeften. Dat steeg langzaam naar vijftien, dan twintig procent, we kregen weer moed en hoop.

De schoonfamilie bad, de rest van ons hoopte. ’s Avonds kwamen we samen, grootouders, broers en zussen, neven en nichten, moslims, joden, atheïsten en katholieken, allemaal rond een tafel op het terras van een café, op een steenworp van het ziekenhuis. Daarna brachten we de kinderen zoals elke avond naar de gebedsruimte. We zagen ze binnengaan om te bidden en gingen bij andere mensen zitten die we steeds beter leerden kennen. We vormden een diverse en solidaire gemeenschap die het vallen van de nacht met angst tegemoet trad. Maar we zijn altijd blijven hopen.

Elke dag gingen we meteen na het werk naar het ziekenhuis. We leerden steeds meer trucjes om een parkeerplaats te vinden en zo snel mogelijk op de intensieve zorg te komen. Bij het onthaal wachtten we tot we groen licht kregen om de beveiligde dienst binnen te gaan. We moesten onze handen ontsmetten, overschoenen aantrekken en een mondmasker dragen.

Mijn zoon en schoondochter werden met de dag magerder, hun huidskleur was angstaanjagend. Ze aten of sliepen niet veel, in noodgevallen zorgden ze om de beurt voor onze kleine jongen. Een hoofdarts zei me dat de prognose niet goed was. En als hij het zou halen, wat zouden de neurologische nawerkingen dan zijn?

Ook voor ons als grootouders was het moeilijk om kalm, sereen en aandachtig te blijven om hen zo goed mogelijk te ondersteunen. We waren discreet aanwezig, bereid om hun emoties, angst, verdriet en zelfs woede te delen.

De jonge ouders raakten uitgeput en bestookten elkaar met verwijten wanneer ze zich overweldigd voelen. “Kon je me niet vroeger komen aflossen? Je bent alweer dit of dat vergeten. Als ik niet had besloten om naar de spoedgevallendienst te gaan, was ons kind gestorven!” Gezinnen schaarden zich om hun kinderen heen en probeerden het te boven te komen. Ondanks alles viel de stiefvader van mijn zoon scherp uit tegen hem waar ik bij was. Hij was overmand door zijn emoties. De sfeer was zo triest en zwaar dat we niet meer wisten wat te doen om het hoofd boven water te houden.

Op zulke momenten hadden wij grootouders ook graag de hulp gehad van de psychologen op de dienst. We probeerden de juiste houding te bewaren, beheerst en ondersteunend, en zuinig te zijn met vragen wanneer we de gezondheidstoestand van onze kleinzoon wilden kennen.

Na drie weken werd zijn hartslag uiteindelijk langzaam weer normaal. Hij onderging een operatie die hem van de hart- en long-ECMO’s verloste. Hij was erg kwetsbaar, maar zijn mama en papa konden hem eindelijk in hun armen houden, ondanks de drains en buisjes. Hij dronk een flesje en keek me argwanend aan. Hij was bang voor witte jassen en zo wantrouwig als een jonge zwerfkat. Ik probeerde hem te sussen met zijn lievelingslied: “Ainsi font, font, font les petites marionnettes”. Hij zwaaide met een handje en heel even verscheen er een glimlach op zijn gezicht. Elke dag herhaalden we het ritueel van het lied. Mijn zoon stond erop dat ik het steeds weer voor hem zong. Onze kleine jongen genoot ervan en ontspande zich. Zijn kamer lag vol teddyberen en speelgoed, maar hij schonk er weinig aandacht aan. Het enige wat hij nodig had, was de omhelzing van zijn mama. Hij nestelde zich in haar armen. Hij was erg vermagerd, zijn zwarte ogen leken gigantisch in zijn nog grijze gezicht.

Er volgde nog een week op de dienst cardiologie. Hij kwam weer op krachten. Iedereen zag hem erbovenop komen. Hij at steeds beter. Binnenkort zou hij naar huis kunnen. Het huis dat mijn zoon en schoondochter hadden verlaten om bij hun grootouders van moederskant te gaan wonen, terwijl hun zoon in het ziekenhuis was opgenomen. De familie bundelde de krachten om hun appartement van boven tot onder schoon te maken en ieder spoor te wissen van het slagveld dat ze hadden achtergelaten toen ze naar het ziekenhuis waren vertrokken.

Een maand eerder hadden ze over een tweede kind gesproken. Mijn zoon zei me dat ze er niet meer tot in staat waren en tijd nodig hadden. Dat kon ik goed begrijpen, ik vond het zelfs beter na zo’n beproeving.

Vandaag, zeven maanden na hun thuiskomst, denken ze er opnieuw over na.   Het gezin heeft zijn vroegere gewoontes en leven terug, of toch bijna. Mijn kleinzoon neemt nog steeds heparine en moet elke maand naar het ziekenhuis voor een controle, maar het gaat goed met hem. Afgezien van zijn panische angst voor zorgverleners. En ik heb eindelijk de kracht gevonden om die eindeloze maand te herbeleven en woorden te vinden voor het onzegbare, zoals we dat vaak noemen.

“Het is een wonder,” zegt het team van de dienst intensieve zorg, “hij was er heel erg aan toe. Weet je, we vertellen zijn verhaal om ouders te troosten die geconfronteerd worden met de hartziekte van hun kind.”

Een heel medisch team heeft onvermoeibaar doorgewerkt, verpleegkundigen van de spoedgevallendienst en de dienst intensieve zorg, pediatrisch cardiologen en neurologen, genetici, longartsen, onderzoekers… Bovendien overlegden ze met andere grote kinderziekenhuizen, zowel in Europa als elders in de wereld. Ik zal nooit hun mededogen vergeten en hoe ze zich ten dienste stelden van de kinderen en de hele familie. Dat is het echte wonder, als je bedenkt dat elke seconde telt op die dienst.

Als abuela, want zo heet ik als grootmoeder, een Spaanse naam als eerbetoon aan mijn grootmoeder, vraag ik me nog steeds af welke rol en plaats grootouders kunnen krijgen in een ziekenhuis. Misschien biedt deze getuigenis steun aan andere grootouders die met dezelfde twijfels en vragen zitten. Doen we wel genoeg of juist te veel? Hoe kunnen we onze kinderen steunen zodat zij er kunnen zijn voor hun kinderen? Hoe kunnen we aanwezig zijn zonder te veel ruimte in te nemen? Hoe leggen we onze emoties het zwijgen op om die van hen te delen? Hoe kunnen we vriendelijk en rustig luisteren zonder alles te willen weten?

Hoe verminderen we spanningen en verzachten we woorden, kunnen we bemiddelaars zijn zonder partij te kiezen? Hoe voorkomen we dat we de overtuigingen, het geloof of de spiritualiteit van de ander kwetsen? En dan is er nog de vraag hoe we weer op krachten kunnen komen om er de volgende dag weer te staan? Al die vragen heb ik mezelf tijdens die onvoorstelbare beproeving gesteld, net zoals andere grootouders dat zullen doen in vergelijkbare situaties.”

 

 

E.V.

 

LEES OOK:

Kan kunst genezen? Verslag van een studiedag over dit thema bij de KBR

Op vrijdag 12 april 2024 nam het team van Hospichild deel aan een erg interessante studiedag in de Koninklijke Bibliotheek van België (KBR). De conferentie ‘Gezondheid is een ware kunst’ verliep in samenwerking met de Stad Brussel – schepen Delphine Houba en burgemeester Philippe Close – en het UVC Brugmann. Door mensen uit de medische wereld en de kunst samen te brengen, wilden de organisatoren aantonen dat kunst kan bijdragen aan de zorg voor iedereen, vooral bij therapeutische opvolging. En daar zijn ze bijzonder goed in geslaagd!

In haar openingstoespraak zei Delphine Houba, schepen van Cultuur, Toerisme, Grote Evenementen en Gemeentelijk Materiaal: “De Stad Brussel voert een actief beleid dat cultuur en gezondheid combineert … De gezondheidscrisis heeft ons, als overheid, gesterkt in onze overtuiging dat we moeten investeren in nieuwe praktijken om kunst te promoten als een hulpmiddel voor zorg en welzijn. Deze studiedag sluit aan bij ons project ‘museumvoorschriften’, in samenwerking met het UVC Brugmann. Het is ook een gelegenheid om stil te staan bij het werk van verenigingen die zich al jarenlang inzetten en fantastisch werk leveren om patiënten en hun gezinnen te helpen. Ik denk bijvoorbeeld aan Docteurs ZinZins, Le Pont des Arts en Les Clowns à l’hôpital.”

Kunst brengt emoties teweeg

Om het thema van de dag, ‘Gezondheid is een ware kunst’, uit te diepen, hebben een aantal sprekers elk op hun eigen manier bijgedragen aan het debat. Zo heeft Pierre Lemarquis, neuroloog en auteur van ‘L’art qui guérit’ (Kunst die geneest), op een prachtige manier aangetoond dat de mens een kunstwerk is. Kunst kan ook een zuiverend effect hebben en is, zoals de auteur het omschrijft, een ‘uitnodiging tot schoonheid’. Daarna volgde een aangrijpend optreden van Catherine Delmotte, die slams gebruikte om over haar situatie als moeder van twee kinderen met autisme te vertellen. Zo zei ze bijvoorbeeld: “Ik zoek eindeloos naar de gebruiksaanwijzing om een goede moeder te zijn, maar die is nergens te vinden …” Saidou Ly, uit Mauritanië, was de volgende artiest. Hij bracht gedichten die tot nadenken stemmen en stelde onder andere dat “poëzie nooit bedriegt”. Als afsluiter van deze mooie ochtend sprak psychotherapeut Jean Van Hemelrijk vanuit het uitgangspunt dat kunst ons in beweging brengt, waardoor we “een beetje verder” geraken. Tijdens zijn presentatie zei hij: “We zijn niet alleen maar toeschouwers. Kunst vraagt inzet van ons, verrast ons en stopt onze perceptie van de tijd, waardoor er een breuk in de tijd ontstaat die ons voorbij de taal, voorbij het woord leidt. Er gaat iets open, dat zich verbindt. We zien er iets in terwijl er ook dingen in ons naar boven komen. Kunst spreekt ons aan. We stappen uit de bubbel van het dagelijkse leven en zijn plots verbonden met iets dat vlak voor ons gebeurt. Zo kunnen we het proces te beschrijven dat plaatsvindt. Maar we kunnen niet altijd de kunst beschrijven die we aanschouwen of beoefenen, omdat we enkel de emotie kunnen benoemen of delen die ermee gepaard gaat.”

Wat zijn de positieve effecten op de gezondheid?

In haar verslag uit 2019 met als titel “What is the evidence on the role of the arts in improving health and well-being?” deelde de WGO haar bevindingen, gebaseerd op meer dan 900 publicaties, die de positieve impact van kunst op de (mentale en fysieke) gezondheid aantonen. Kunst kan de ontwikkeling van kinderen ondersteunen en de band met hun moeder versterken, gezondheidsproblemen voorkomen (acute ziekten, geestelijke ziekten, neurologische stoornissen, enz.), de zorg aan het levenseinde begeleiden of de gezondheidsbevordering verbeteren. In de praktijk heeft kunst een invloed op onze gezondheidstoestand en kan kunst iedereen helpen in de loop van zijn leven. Hier zijn een aantal voorbeelden die aansluiten bij de inhoud van deze studiedag en het gunstige effect van kunst op de geestelijke gezondheid aantonen:

  • muziek kan stress en angst verlichten;
  • samen zingen (in een koor) of een museum bezoeken bevordert het gevoel van sociale inclusie;
  • theater stimuleert sociale interacties;
  • fotografie en films verminderen stress en angst en hebben een positief effect op het zelfbeeld;
  • dans kan heilzaam zijn voor patiënten die lijden aan schizofrenie.

Museumvoorschriften

Het project ‘museumvoorschriften’ is het resultaat van een samenwerking tussen de Stad Brussel en het UVC Brugmann. Het concept is afkomstig uit Québec. Dit project is uniek in Europa en werd bijzonder zinvol tijdens de COVID-19-crisis. Patiënten krijgen gratis toegang tot een aantal Brusselse musea in het kader van hun therapeutische opvolging, met de toestemming van hun psychiater. “Het project heeft twee doelstellingen. Enerzijds willen we de toegang tot cultuur verbeteren en anderzijds willen we artsen een tool bieden die de bestaande therapeutische opvolging kan aanvullen”, verklaarde Delphine Houba tijdens de conferentie.

→ Meer info over museumvoorschriften

 

Samuel Walheer

À LIRE AUSSI :

 

Wereld Autisme Dag: zinvolle initiatieven!

Op 2 april is het Wereld Autisme Dag: de perfecte gelegenheid voor het team van Hospichild om te praten over zijn initiatieven voor het nieuwe jaar. Dat zijn er een heleboel, want veel mensen lijden aan deze stoornis. Uit een recente studie van de vzw gezondheidenwetenschap.be blijkt dat ASS (autismespectrumstoornis) wereldwijd gemiddeld 62 op 10.000 mensen treft (of 1 op 161 geboorten). In België komt dat neer op ongeveer 75.000 mensen. Voor deze 17e editie worden wereldwijd en in België verschillende projecten opgestart en acties ondernomen.


De Algemene Vergadering van de Verenigde Naties heeft in 2007 2 april uitgeroepen tot Wereld Autisme Dag. Op die dag willen ze de verwezenlijking van alle mensenrechten en fundamentele vrijheden van mensen met autisme bevestigen en bevorderen. Sindsdien hebben veel instellingen actief campagne gevoerd om de zorg te verbeteren voor mensen met een autismespectrumstoornis (ASS), wat een neurologische ontwikkelingsstoornis is of, met andere woorden, een ongeneeslijke ziekte die de structurele ontwikkeling van de hersenen beïnvloedt.

De APPI-unit van het UKZKF vernieuwt zichzelf

De APPI-unit (Autisme Prise en charge Précoce Individualisée (Autisme Vroegtijdige Individuele Zorg)) in het Kinderziekenhuis (UKZKF) is een eenheid voor kinderen tussen 18 maanden en 4 jaar die in Brussel wonen en bij wie een autismespectrumstoornis (ASS) is vastgesteld. Naast de therapeutische methoden die ze dagelijks gebruikt – ESDM, ABA, TEACCH en PECS, gebaseerd op de principes van relaties, leren en communicatie – ontwikkelde de APPI-eenheid een vernieuwde visie. De eenheid biedt daarom nu een alomvattende benadering die gericht is op zowel het kind als de ouders en bestaat uit drie onderdelen: een psycho-educatieve module, een IN-programma en een IN/OUT-programma.

→ Lees meer over de alomvattende benadering: de APPI-unit

Coaching door Family Friendly

Family Friendly pour l’autisme werd opgericht door twee logopedisten gespecialiseerd in autismespectrumstoornissen (ASS), Françoise Poncin en Diane Sudreau, en biedt coachingworkshops aan voor gezinnen. “Ouders staan centraal in onze interventies, onze praktijk en onze opleidingen, want klinisch en wetenschappelijk onderzoek benadrukt de centrale rol van ouders en hun omgeving als bron van ontwikkeling voor kinderen met ASS. Het is daarom belangrijk om hun opvoedingsvaardigheden te versterken en tegemoet te komen aan de behoeften van gezinnen”, vertellen ze tijdens hun presentatievideo.

→ Bekijk die video hier: Family Friendly

“Nos Pilifs”, geen gewoon centrum

In Neder-Over-Heembeek bevindt zich La Ferme Nos Pilifs, een beschutte werkplaats waar maar liefst 145 mensen met een beperking werken en 40 omkaderende medewerkers. Nos Pilifs is ook een school voor kinderen met autismespectrumstoornissen (ASS) en een centrum voor ambulante revalidatie (CAR). De vereniging staat momenteel in de kijker omdat haar kindercentrum binnenkort een nieuwe ruimte krijgt die plaats biedt aan ongeveer 70 kleuter- en basisschoolleerlingen. Die ruimte komt recht tegenover La Ferme Nos Pilifs te liggen, wat de synergie tussen de twee instellingen vergemakkelijkt. De opening is gepland voor de zomer 2026.

→ Meer weten of in contact komen met Nos Pilifs? Raadpleeg hun website hier.

De GAMP, vastberaden!

De GAMP werd opgericht in 2005 en komt nog steeds op voor de rechten van personen met een handicap met ernstige zorgbehoeften, waaronder aangepaste zorg, gespecialiseerde hulp en sociale inclusie. Hier zijn enkele van de komende evenementen die de vzw organiseert of ondersteunt voor mensen met een autismespectrumstoornis (informatie alleen beschikbaar in het Frans):

→ een jaarlijks colloquium van het Institut Lallemand en de tentoonstelling door Florin Popa met foto’s van het project “Autism Stories”;

→ een informatieochtend over autisme met spreekuur voor ouders;

“Rendez-vous bleus” in het Théâtre des Martyrs.

Het CEAN, de weg naar een diagnose

Het Centre d’Evaluation de Namur, een referentiecentrum voor de diagnose van autisme werd geopend in 2022 en ligt naast het multidisciplinaire neuropediatrische referentiecentrum (CNM) in Namen. Het centrum is bedoeld voor kinderen van 0 tot 18 jaar die vermoedelijk een autismespectrumstoornis hebben. Sinds vorige maand is de omgeving van het centrum gemoderniseerd en aangepast. Het nieuwe gebouw in Namen huisvest nu een administratief kantoor, een grote wachtkamer en consultatieruimten voor de verschillende therapeuten die bij het CEAN werken. Die ruimten zijn ontworpen met zo weinig mogelijk visuele prikkels (muren zonder kaders, foto’s …, gedempt licht, pictogrammen in hulptaal, enz.)

→ Raadpleeg hier de presentatiefiche van het CEAN

Autism Europe, een speciale editie

Ter gelegenheid van de speciale editie voor zijn 40-jarig bestaan postte Autism Europe het volgende op zijn webpagina: “Deze jubileumeditie is een gelegenheid om na te denken over de vooruitgang die we hebben geboekt sinds onze oprichting in 1983, maar ook over de uitdagingen die nog voor ons liggen We moeten ervoor zorgen dat de rechten van mensen met autisme volledig worden verwezenlijkt en dat elke persoon met autisme zich gewaardeerd, gerespecteerd en opgenomen voelt in de samenleving.”

→ Hier vind je de jubileumeditie.

Een wereldwijd evenement dat je niet mag missen!

“Vandaag, 17 jaar later, zijn we verder gegaan dan alleen maar inzetten op bewustmaking. We willen ervoor zorgen dat mensen met autisme volledig worden aanvaard en gewaardeerd, en dat hun vele bijdragen aan de samenleving naar waarde worden geschat. Tijdens de viering van 2024 zal voor het eerst een echt wereldwijd overzicht worden gegeven van de situatie, vanuit het perspectief van mensen met autisme zelf”, klinkt het op website van de Verenigde Naties.

→ Woon het evenement bij op dinsdag 2 april van 10.00 tot 13.00 uur (New Yorkse tijd):  “World Autism Awareness Day”

 

Samuel Walheer

LEES OOK :

Downsyndroom: een video tegen vooroordelen !

Zoals elk jaar is het op 21 maart Wereld Downsyndroomdag. Het syndroom van Down is de meest voorkomende genetische aandoening, die ongeveer 1 op de 900 pasgeborenen in Europa treft. Aan het downsyndroom, ook bekend als trisomie 21, kleven een heel aantal vooroordelen. Daarom organiseert CoorDown elk jaar een campagne met de krachtige slogan: “Assume that I can, so maybe I will.” (“Ga ervan uit dat ik het kan, misschien lukt het me wel.”).


De Italiaanse vzw CoorDown beschermt en promoot de rechten van mensen met het downsyndroom en brengt ook nu weer een prachtige visual met een sterke boodschap, om voorgoed komaf te maken met vooroordelen.

Vooroordelen deconstrueren

Nadat de video op 14 maart op sociale netwerken werd gepubliceerd, ging hij snel viraal. Er kwamen veel reacties van internationale publieke figuren. CoorDown wil met haar campagne niet alleen mensen met het downsyndroom opnemen in onze samenleving, maar vooral laten zien dat zij het recht hebben en in staat zijn om een normaal leven te leiden. De vzw gaf een duidelijke boodschap bij haar video op Instagram: “Onze negatieve aannames over mensen met het downsyndroom kunnen ertoe leiden dat we ze op zo’n manier behandelen dat die aannames werkelijkheid worden. In de sociologie wordt dat een selffulfilling prophecy genoemd. En als we onze ideeën eens zouden heroverwegen? Als we positief denken over mensen met het downsyndroom, zullen we ze meer kansen geven op school, op het werk, in relaties en activiteiten. En misschien worden die positieve aannames dan werkelijkheid.”

Campagnes met impact

→ Bekijk ook de andere campagnes van CoorDown over mensen met het downsyndroom (trisomie 21)

De schoonheid van verschil

Het downsyndroom gaat vaak vooral samen met een verstandelijke handicap en bepaalde lichamelijke kenmerken. Maar dat is slechts de buitenkant. De aandoening brengt ook allerlei andere gezondheidsproblemen met zich mee, zoals hart- en ademhalingsstoornissen en problemen met het zicht. Het syndroom wordt veroorzaakt door een genetische afwijking waarbij er drie chromosomen 21 zijn in plaats van twee, wat de naam trisomie verklaart. Maar, zoals de video duidelijk maakt, belet dat mensen met het syndroom van Down niet om hun dromen waar te maken. Dat is echter op voorwaarde dat onze mentaliteit evolueert: als we mensen niet langer reduceren tot hun pathologie, maar al hun capaciteiten erkennen.

CoorDown

CoorDown is opgericht in 2003 en is de officiële overlegpartner voor alle instellingen als het over mensen met het downsyndroom en hun rechten gaat. De vzw wil via maatschappelijke communicatie-acties zorgen voor meer bewustzijn rond het potentieel van mensen met het downsyndroom. Zo ijvert de vereniging voor hun inclusie op school, op het werk en in de sport. Daarnaast moedigt ze de uitwisseling van ervaringen tussen verschillende verenigingen aan en streeft ze ernaar gezamenlijke strategieën voor gemeenschappelijke beleidskwesties te identificeren en in te voeren. CoorDown organiseert elk jaar twee grote bewustmakings- en fondsenwervingsevenementen: op 21 maart en elke tweede zondag van oktober.

Samuel Walheer

LEES OOK :

« Nationale pyjamadag » : een bijzondere vrijdag op school om zieke kinderen te steunen

Vrijdag 15 maart was het nationale pyjamadag: een jaarlijks evenement opgestart door Bednet en door ClassContact in Vlaanderen en de Federatie Wallonië-Brussel. De bedoeling? Kinderen steunen die langdurig ziek zijn of een ongeluk hebben gehad. Op die dag worden dus alle kinderen uitgenodigd om in hun pyjama naar school te komen en het thema van de dag in hun klas te bespreken.

Dankzij ClassContact en Bednet kunnen kinderen die ziek zijn of een ongeluk hebben gehad het hele jaar door afstandsonderwijs volgen. Vrijdag 15 maart was echter een bijzondere dag, want de twee verenigingen organiseerden hun jaarlijkse pyjamadag, waarbij alle kinderen werden aangemoedigd om hun solidariteit te tonen. Dat deden ze ten eerste door in pyjama naar school te komen en ten tweede door mee te doen aan een nationale fotowedstrijd met als thema ‘superhelden’.

Een wedstrijd voor het goede doel

Wat is er eenvoudiger en leuker voor een kind dan in pyjama naar school gaan en samen met zijn klasgenootjes een foto laten maken? Voor een kind dat langdurig ziek is of een ongeluk heeft gehad, is de realiteit heel anders. Een pyjama is thuis of in het ziekenhuis zijn dagelijkse outfit. Deelnemen aan deze actie is een grote steunbetuiging aan al die kinderen die niet naar school kunnen. Sinds een aantal jaren zijn er voor die kinderen een aantal oplossingen om toch contact te houden met hun klasgenoten. Dat is in ieder geval de boodschap van ClassContact en Bednet.

Je kunt hier nog steeds deelnemen aan de wedstrijd:

 ClassContact (voor Brussel en Wallonië)

 Bednet (voor Vlaanderen)

Afstandsonderwijs

Alternatieve onderwijsmogelijkheden voor kinderen die ernstig ziek zijn of een ongeluk hebben gehad, zijn ClassContact (Brussel en Wallonië) en Bednet (Vlaanderen). Die twee erkende instellingen zijn actief in heel België en helpen om elk kind, wiens leven plotseling is veranderd, lessen te blijven volgen en een sociaal leven te behouden. In de praktijk spelen de twee verenigingen een faciliterende rol door te zorgen voor het juiste IT-materiaal, zodat de betrokken kinderen contact kunnen hebben met hun leerkracht, thuis of in het ziekenhuis lessen kunnen volgen en kunnen communiceren met hun klasgenoten. Deze gratis en efficiënte dienst heeft een positieve invloed op die kinderen, zelfs zo positief dat de meerderheid van zij die gebruik maken van een van de diensten voor afstandsonderwijs slagen voor hun schooljaar. Een echt sprankje hoop!

Samuel Walheer

Zieke kinderen, echte superhelden !

LESS OOK :

·         Open brief voor een eerlijke terugbetaling van logopediesessies

·         Rare Disease Day:“Deel je kleuren”, een campagne van RaDiOrg

·          « L’école mobile » : un mobile home super équipé au service des enfants malades (Franstalig artikel)

·         Een duwtje in de rug: het nieuwe jaar brengt nieuwe plaatsen in de zorg voor kinderen en jongeren in België