Nieuws

Opsporen van hartafwijkingen bij kinderen met behulp van ruimtetechnologie

Een technologie die oorspronkelijk werd ontwikkeld om de hartgezondheid van astronauten te monitoren, zou binnenkort een revolutie teweeg kunnen brengen in de opsporing van aangeboren hartafwijkingen bij kinderen. Getest in het Erasmusziekenhuis en het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola, maakt deze innovatie gebruik van seismocardiografie, een niet-invasieve methode die de trillingen van het hart analyseert.


Oorspronkelijk ontworpen om de impact van microzwaartekracht op het cardiovasculaire systeem van astronauten te bestuderen, vindt een technologie ontwikkeld door het laboratorium voor fysica en fysiologie (LPHYS) van de Université libre de Bruxelles (ULB) een nieuwe toepassing op aarde. Door de trillingen van het hart nauwkeurig vast te leggen, kan deze technologie helpen bij de vroege detectie van aangeboren hartafwijkingen bij kinderen. Momenteel in klinische testfase, toont deze veelbelovende methode hoe ruimteonderzoek direct kan bijdragen aan medische vooruitgang.

{ Persbericht van de FOD Wetenschapsbeleid (BELSPO) }

De cardiovasculaire toestand

Onderzoek bedoeld voor astronauten in het Internationale Ruimtestation (ISS), vindt zijn weg terug naar aarde. Het Laboratorium voor Fysica en Fysiologie (LPHYS) van de Université Libre de Bruxelles (ULB), in samenwerking met het Erasmusziekenhuis, ontwikkelde een techniek die oorspronkelijk was om de gezondheid van astronauten hun hart en bloedvaten in de gaten te houden. Nu wordt deze technologie getest om aangeboren hartafwijkingen bij kinderen hier op aarde op te sporen.

In het kader van onderzoek gefinancierd door BELSPO (POD Wetenschapsbeleid), onderzocht het het LPHYS-team de fysieke toestand van astronauten in de ruimte, en specifiek het effect van gewichtloosheid op het hart. ‘In de ruimte ondergaat het menselijk lichaam een transformatie: zonder de juiste maatregelen kan het hart van een astronaut in een paar weken tijd krimpen zoals dat van een patiënt die op aarde maandenlang aan bed gekluisterd is. Deze vitale spier verzwakt zonder de stimulerende zwaartekracht, waardoor ook het uithoudings- en het aanpassingsvermogen van astronauten in gevaar komen. De cardiovasculaire toestand van astronauten controleren is geen optie, maar een noodzaak,’ vertellen professor Vitalie Faora en doctor Amin Hossein van de ULB.

Kinderlevens redden

Het team vond een oplossing om de staat van het hart en de bloedvaten op te volgen via het gebruik van seismocardiografie: een meettechniek die harttrillingen op de borstkas registreert. Via deze signalen kunnen wetenschappers met precisie de fases, kracht en energie van het hart analyseren om zo de fysieke toestand van de astronaut in de ruimte op te volgen en om het effect van gewichtloosheid op het hart te onderzoeken.

Nu wordt deze technologie ook op een heel ander, maar zeker even belangrijk gebied toegepast, namelijk om hartafwijkingen bij jonge patiënten vroeg op te sporen. ‘Het is een prachtig voorbeeld van hoe ruimteonderzoek kan bijdragen aan concrete medische vooruitgang op aarde,’ zegt Arnaud Vajda, voorzitter van het directiecomité van BELSPO. ‘Deze technologie is een kosteneffectieve, niet-invasieve manier om aangeboren problemen vroeg op te sporen en zo misschien zelfs kinderlevens te redden.’

Het LPHYS-team is in het Erasmusziekenhuis en het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola een klinische proef gestart om de technologie verder te testen.

Over Belspo

Met meer dan 2.500 medewerkers is het Federaal Wetenschapsbeleid (BELSPO) een instelling als geen ander. Het is de centrale speler in het wetenschapsbeleid in België. Met vier directies en tien federaal erkende wetenschappelijke instellingen is het zijn missie om wetenschappelijk onderzoek en innovatie in alle domeinen te stimuleren, om zo te bouwen aan een betere toekomst voor België. De activiteiten van BELSPO zijn gevarieerd en gaan van ruimteonderzoek en -toepassingen tot de financiering van wetenschappelijke onderzoeksprogramma’s, het netwerken van nationale en internationale onderzoekers, klimaatonderzoek en de financiering van koninklijke musea.

 

Gedeeld door Sofia Douieb

 

 

LEES OOK:

Autodelen: rekening houden met gezinnen met specifieke behoeften

De Ligue des familles deelt haar recente studie in samenwerking met autodelen.net (Vlaanderen) over het gebruik van deelauto’s door Brusselse gezinnen. Dankzij de steun van Leefmilieu Brussel en Brussel Mobiliteit konden negentien gezinnen met verschillende profielen gedurende twee maanden drie autodeeldiensten uittesten: Cambio, Poppy en Miles. Het doel daarvan was om in kaart te brengen wat de obstakels zijn voor gezinnen met kinderen op vlak van van duurzame mobiliteit, welke voordelen die voor hen kan hebben en de nodige aanbevelingen te bezorgen aan overheidsdiensten en aanbieders van deelauto’s.

“Ik nam de deelauto om boodschappen te doen, samen met mijn zoon die een beperking heeft. Vroeger namen we twee trams. De deelauto is sneller, handiger en comfortabeler.” Getuigenis uit de studie van de Ligue des Familles.

Opzet van de studie

Er werden negentien gezinnen geselecteerd om deel te nemen aan dit mobiliteitsexperiment. Tien van die gezinnen zijn ’traditionele’ gezinnen (samenwonende ouders met hun eigen kinderen). De overige gezinnen zijn eenoudergezinnen of nieuw samengestelde gezinnen (met een tot en met zeven kinderen, tussen de een en zestien jaar oud). In drie van de gezinnen heeft iemand een beperking. Het experiment ging op 1 oktober 2024 van start via de app Olympus Mobility, die deelauto’s van Cambio, Poppy en Miles aanbiedt. Na twee maanden gebruik – waarbij de gezinnen elke twee weken om feedback werd gevraagd over hun verplaatsingen – polste de Ligue des Familles per telefoon hoe het experiment was gegaan.

“In drie gezinnen heeft iemand een beperking: in twee van die gezinnen betreft het een kind en in het andere een volwassene. In het eerste gezin verdraagt een van de kinderen geen lawaai of drukte, wat het moeilijk maakt om het openbaar vervoer te gebruiken. In het tweede gezin heeft het kind een beperking die zijn mobiliteit bemoeilijkt. Het derde gezin begeleidt regelmatig de oma, van wie de zelfredzaamheid terugloopt (en die niet onder hetzelfde dak woont), bij haar verplaatsingen”, verduidelijkt de Ligue des Familles.

Belemmeringen

Volgens het onderzoek van de Ligue des Familles was de feedback van de gezinnen overtuigend, ondanks bepaalde praktische moeilijkheden. De gezinnen hadden hulp nodig om de digitale diensten te gebruiken (aanvraag, reservatie, controle van de staat van de auto). Een tweede – logistiek – probleem voor gezinnen met jonge kinderen was een kinderzitje. Een derde probleem betrof de beschikbaarheid van zogenaamde gezinswagens, die beter geschikt zijn voor grotere gezinnen. Tot slot moeten overheidsdiensten en aanbieders van deelauto’s meer rekening houden met de specifieke behoeften van gezinnen en hun aanbod daarop afstemmen.

“Omdat mijn kind een beperking heeft, is het ingewikkeld om de auto te moeten terugzetten waar we hem ontleend hebben.” Getuigenis uit de studie van de Ligue des Familles.

Aanbevelingen

De Ligue des Familles kon zo enkele conclusies trekken. Een aantal aandachtspunten kwamen naar voren: er moeten kinderzitjes worden geïnstalleerd; de reiskosten moeten nauwkeuriger worden geraamd; de tarieven en waarborgen moeten worden aangepast; er moet een controlesysteem komen voor de netheid; schade melden moet makkelijker worden; er moet individuele begeleiding zijn voor gezinnen die moeite hebben met digitale technologie. Het is ook nodig gezinnen begeleiding aan te bieden voordat ze beginnen met autodelen, zodat ze niet voor verrassingen komen te staan bij het eerste gebruik.

Er zouden verschillende tarieven moeten zijn, bijvoorbeeld voor grote gezinnen, gezinnen met kinderen met een beperking, enz. om de reiskosten wat te drukken voor minder bemiddelde gezinnen. Niet iedereen gebruikt een auto om dezelfde redenen en niet iedereen heeft dezelfde middelen.” Getuigenis uit de studie van de Ligue des Familles.

→ Lees de volledige studie (in het Frans)

Samuel Walheer

 

LEES OOK : 

Terugblik op de Pyjamadag, ter ondersteuning van langdurig zieke kinderen

Op vrijdag 14 maart bracht de Pyjamadag tal van scholen en bedrijven samen rond een essentiële zaak: de steun aan langdurig zieke kinderen. Dit jaarlijkse evenement, georganiseerd door de vzw ClassContact aan Franstalige kant en door Bednet vzw aan Nederlandstalige kant, heeft als doel het publiek bewust te maken van de moeilijkheden waarmee deze kinderen te maken hebben. Door hun gezondheidsproblemen kunnen zij niet fysiek naar school gaan.

De Pyjamadag werd gesteund door tal van scholen in het hele land, waar kinderen enthousiast in hun pyjama aankwamen. Hoewel plezier voorop stond, namen leerkrachten de tijd om de betekenis achter dit symbolische gebaar uit te leggen. Het is een mooie manier om het belang van solidariteit met zieke kinderen te benadrukken. Of het nu via ClassContact of Bednet is, deze jaarlijkse mobilisatie herinnert ons eraan dat iedereen op zijn of haar niveau kan bijdragen om het dagelijks leven van deze kinderen iets draaglijker te maken en hen toegang te geven tot onderwijs, ondanks de uitdagingen die ze doormaken.

De Pyjamadag van Bednet

Bednet vzw vierde op haar beurt de Pyjamadag met dezelfde ambitie: zieke leerlingen ondersteunen door hen te helpen verbonden te blijven met hun school en klasgenoten. Dit jaar lanceerde Bednet een bijzondere uitdaging: het record verbreken van het grootste aantal deelnemers in pyjama. Niet alleen scholen, maar ook bedrijven en particulieren werden uitgenodigd om deel te nemen aan deze actie om hun steun te tonen. Wie zich niet comfortabel voelde bij het dragen van een pyjama, kon op andere manieren bijdragen: promotiemateriaal delen, een tekening of kaartje sturen naar een ziek kind, of een solidaire actie organiseren. In tegenstelling tot voorgaande jaren organiseerde Bednet geen officiële fotowedstrijd, maar deelnemers werden aangemoedigd om hun foto’s te delen op sociale media met de hashtag #pyjamadag. Daarnaast bood kledingketen JBC een wedstrijd aan waarbij deelnemers in een JBC-pyjama cadeaubonnen konden winnen.

Alles weten over Bednet vzw

Een solidaire actie met ClassContact

Zoals elk jaar nodigde ClassContact leerlingen en leerkrachten uit om hun pyjama aan te trekken als teken van steun aan kinderen die hun onderwijs op afstand moeten volgen. Het doel was om eraan te herinneren dat, dankzij digitale hulpmiddelen, deze kinderen kunnen blijven leren en contact houden met hun klasgenoten.

Er werd ook een fotowedstrijd georganiseerd. Elke deelnemende klas kon een originele pyjamafoto indienen op het daarvoor bestemde platform. Vervolgens werden ouders, vrienden en familieleden uitgenodigd om te stemmen op hun favoriete foto’s. Het evenement bood ook de gelegenheid om het belang van financiële en media-ondersteuning voor ClassContact te benadrukken. Deelnemers werden aangemoedigd om hun engagement te delen op sociale media en om een donatie te doen aan de organisatie, zodat steeds meer kinderen toegang krijgen tot onderwijs ondanks hun ziekte.

Meer weten over ClassContact

Sofia Douieb

 

 

LEES OOK:

Het kindersterftecijfer in Europa daalt, maar er zijn nog te veel verschillen tussen landen onderling

De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) heeft zojuist een rapport gepubliceerd over de kindersterftecijfers in Europa. Het document geeft aan dat in 2022 75.647 kinderen stierven voor hun vijfde verjaardag, hoofdzakelijk als gevolg van complicaties die verband houden met vroeggeboorte, perinatale asfyxie (zuurstoftekort rond de geboorte) en verscheidene infecties. Hoewel de kindersterfte licht gedaald is ten opzichte van voorgaande jaren, zijn er zorgwekkende kloven tussen de verschillende Europese landen. In België ligt het kindersterftecijfer lager dan het Europese gemiddelde, maar er blijft wel bezorgdheid bestaan over de geestelijke gezondheid bij jongeren.

Hoewel de medische vooruitgang en het preventiebeleid zorgden voor een aanzienlijke daling van het aantal overlijdens bij zuigelingen, blijven er grote verschillen bestaan tussen Europese landen onderling. In sommige lidstaten zijn de kindersterftecijfers alarmerend hoog, wat vragen doet rijzen over de toegang tot zorg, de vroegtijdigheid van diagnoses en de leefomstandigheden van de meest kwetsbare gezinnen.

Niet alle landen zitten in hetzelfde schuitje

Volgens de gegevens van Eurostat beloopt het gemiddelde kindersterftecijfer in de Europese Unie ongeveer 3,3 overlijdens op 1000 levendgeborenen (wat niet erg veel is in vergelijking met andere continenten). Er zijn echter grote verschillen tussen de Scandinavische landen, waar de cijfers bijzonder laag liggen, en bepaalde Oost-Europese landen, waar de situatie zorgwekkend blijft. Roemenië en Bulgarije hebben namelijk kindersterftecijfers van meer dan 5 op 1000. Dat is bijna het dubbele van het Europese gemiddelde. In België daarentegen ligt het kindersterftecijfer met 2,9 overlijdens op 1000 geboorten lager dan dit gemiddelde. Zelfs binnen ons land zijn er nog verschillen tussen de gewesten: het Vlaamse en Waalse Gewest vertonen beide een cijfer van 2,9%, terwijl dat in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest nog net iets lager ligt met 2,7%.

Belangrijkste doodsoorzaken bij pasgeborenen

Een van de belangrijkste oorzaken voor deze verschillen is de ongelijke toegang tot prenatale en neonatale zorg. In sommige achtergestelde regio’s worden zwangerschappen onvoldoende opgevolgd, waardoor er een groter risico ontstaat dat complicaties niet tijdig worden opgemerkt. Vroeggeboorte, neonatale infecties en aangeboren afwijkingen blijven de belangrijkste doodsoorzaken bij zuigelingen in Europa. Sociaaleconomische omstandigheden spelen daarbij een doorslaggevende rol. Armoede, ondervoeding bij de moeder en blootstelling aan een ongunstige omgeving: het zijn allemaal factoren die het overlijdensrisico voor pasgeborenen verhogen. In landen waar het welzijnsbeleid minder ontwikkeld is, zijn de begeleiding van jonge ouders en de postnatale zorg vaak ontoereikend.

Wat kunnen we doen om ongelijkheden op het vlak van sterfte terug te dringen?

Er zijn initiatieven om te trachten deze kloven tussen de sterftecijfers te dichten. Zo financiert de Europese Unie een aantal programma’s om de toegang tot zorg voor moeder en kind te verbeteren, met de nadruk op preventie en vroegtijdige opsporing. Sommige landen, zoals Finland – dat een van de laagste kindersterftecijfers ter wereld heeft – zetten sterk in op nauwgezette medische opvolging, steun voor gezinnen en maatregelen zoals de zogeheten “baby box”, een geboortekit die jonge ouders mee naar huis krijgen en die essentiële spullen voor de baby bevat. Hoewel Europa best tevreden mag zijn over de geboekte vooruitgang op het vlak van gezondheid bij jonge kinderen, moeten het inspanningen blijven leveren om ervoor te zorgen dat elke pasgeborene dezelfde overlevingskansen krijgt, los van het land van geboorte of de sociale achtergrond.

Psychisch leed bij jongeren: dé grote uitdaging

België boekte weliswaar grote vooruitgang om de kindersterfte terug te dringen, maar staat nu voor de uitdaging om de geestelijke gezondheid van jongeren te beschermen en bevorderen. Overleg tussen de verschillende overheden, gezondheidswerkers, opvoeders en gezinnen is van essentieel belang om acties te ondernemen zodat we Belgische kinderen en adolescenten een gezonde toekomst te kunnen bieden, naast voldoende mogelijkheden om zich te ontplooien. Psychische stoornissen nemen immers voortdurend toe bij Belgische jongeren. Volgens UNICEF wordt in België bij meer dan 16,3% van de adolescenten tussen 10 en 19 jaar oud een psychische stoornis vastgesteld. Bovendien blijkt uit een recent onderzoek dat een op de vijf adolescenten tussen de 15 en 25 jaar een psychische stoornis heeft en dat 10% van hen al een zelfmoordpoging heeft ondernomen of zichzelf heeft verwond. Om de strijd aan te binden met de verslechtering van de geestelijke gezondheid bij jongeren, is het cruciaal om preventie- en voorlichtingsprogramma’s te bevorderen. Tieners bewustmaken van de waarschuwingssignalen voor psychische stoornissen, open communicatie aanmoedigen en zorgen voor een geschikte ondersteuning kan deze zorgwekkende trend helpen ombuigen.

 

Sofia Douieb

 

 

LEES OOK:

Teleconsultatie: een medisch alternatief om jonge patiënten te helpen

De recente intrekking van de terugbetaling voor teleconsultatie – of consultatie op afstand – door het RIZIV blijft niet onbesproken. Die maatregel werd geïntroduceerd tijdens de COVID-19-periode en wordt nog steeds gebruikt door veel huisartsen en specialisten in België, waaronder kinderartsen, gynaecologen, dermatologen en neurologen. In vergelijking met de klassieke methode bieden teleconsulten jonge patiënten en hun familie immers veel voordelen: ze veroorzaken minder stress en ongemakken, vermijden het risico op infectie, bevorderen een meer regelmatige opvolging en stellen bezorgde ouders gerust. Naar aanleiding van de stopzetting van de terugbetaling hebben Medi-Sfeer en De Specialist een enquête gehouden onder artsen.

De gezondheidszorgsector evolueert voortdurend en teleconsultatie, ook wel bekend als telefonische consultatie, is een modern antwoord op de groeiende vraag in het licht van de dagelijkse uitdagingen. Enerzijds verlicht teleconsultatie de druk op de veelgevraagde professionals in de sector, terwijl ze anderzijds de wachttijden bij huisartsen en in ziekenhuizen verkort. Bovendien helpt ze om patiënten te prioriteren en hun familie gerust te stellen. De resultaten van de enquête bewijzen dat teleconsultatie goed is ingeburgerd bij artsen: 61% van hen maakt er gebruik van, zonder hun patiënten iets te factureren.

“In de kindergeneeskunde laat teleconsultatie toe patiënten te prioriteren en onnodige verplaatsingen naar de spoedafdeling te voorkomen”, merkt een kinderarts op. Een andere arts vult aan: “Tijdens seizoensgebonden epidemieën ontvangen we tientallen telefoontjes per dag. Door snel te reageren kunnen we ouders geruststellen, advies geven en medische attesten opstellen zonder onze agenda’s te overbelasten.” Getuigenissen uit de enquête uitgevoerd door Medi-Sfeer en De Specialist. 

De enquête

De enquête verliep via de websites en nieuwsbrieven van Medi-Sfeer en De Specialist, twee publicaties van RMN, de grootste medische persgroep in België. Onder de 2.141 respondenten van de enquête bevonden zich 747 Franstalige en 1.394 Nederlandstalige artsen. 88% van hen vindt dat teleconsultatie weer terugbetaald moet worden door het RIZIV. De meerderheid van de Franstalige respondenten zijn vrouwen (56%) die voornamelijk in Wallonië (75%) werken, tegenover 24% in Brussel en 1% in Vlaanderen. Bij de Nederlandstalige artsen zijn de vrouwen nog sterker vertegenwoordigd (59%) en is de geografische verdeling omgekeerd: 94% van hen werkt in Vlaanderen en 5% in Brussel. Wat betreft de specialismen zijn huisartsen in beide taalgroepen goed vertegenwoordigd (bijna 50%). Ze worden gevolgd door kinderartsen (30,85%), gynaecologen (11,53%), dermatologen (9,15%), anesthesisten (8,14%) en neurologen (4,75%). Tot slot is ook de leeftijdsverdeling in de twee groepen relatief homogeen. De meeste respondenten zijn tussen 31 en 60 jaar oud.

Voor al­le dui­de­lijk­heid

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke vindt dat “we een duidelijk onderscheid moeten maken. Telefoneren om een attest, voorschrift of testresultaat te krijgen: dat zijn geen teleconsulten. Artsen hebben dat type telefoontjes altijd al verwerkt en ik vermoed dat ze dat ook zullen blijven doen. Teleconsulten daarentegen zijn telefonisch onderzoeken waarbij een patiënt zijn of haar symptomen uitlegt, de arts een anamnese afneemt en eventueel een behandeling, oplossing of aanvullende stappen voorstelt.”

Allerlei voordelen

Teleconsultatie heeft voordelen op allerlei gebieden. In de enquête sommen artsen er een heel aantal op: medische resultaten interpreteren, behandelingen aanpassen, chronische patiënten opvolgen, voorschriften vernieuwen, patiënten doorverwijzen voor een lichamelijk onderzoek of gezondheidsadvies geven (vaccinaties, verschillende kwalen). Ook voor patiënten en hun familie zijn teleconsulten in verschillende opzichten interessant:

  • ze vermijden onnodige verplaatsingen;
  • ze brengen minder stress en ongemak met zich mee;
  • ze vermijden het risico op infectie;
  • ze bevorderen een effectievere en regelmatigere opvolging;
  • ze stellen bezorgde ouders gerust.

Wat brengt de toekomst?

Minister Vandenbroucke pleit voor een vereenvoudigde, duurzame oplossing om onhoudbare tendenzen te voorkomen die afwijken van de traditionele geneeskunde. Hij wacht op nieuwe financieringsvoorstellen van de medische vakbonden, gebaseerd op de budgetten van de artsen. “We moeten een duidelijk systeem opzetten, zonder een labyrint van ingewikkelde regels. We moeten evenwel vermijden dat het de kraan openzet voor onbeperkte facturaties voor elke individuele verstrekking. Dat is uiteraard onaanvaardbaar.”

Samuel Walheer

LEES OOK: