Categorie 1

Pediatrische palliatieve zorg (PPZ): aanbevelingen van de Koning Boudewijnstichting

Palliatieve zorg is een van de meest belangrijkste thema’s voor de Koning Boudewijnstichting. Daartoe heeft ze onlangs, in samenwerking met het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) en het Kankercentrum van Sciensano, een rapport gepubliceerd met als titel “Palliatieve zorg voor kinderen in België – Een situatieschets om prioriteiten te bepalen”. Daarin schetst ze de situatie en geeft ze aanbevelingen, waaronder vijf prioriteiten om de toegang tot en de zorgkwaliteit te verbeteren van de pediatrische palliatieve zorg (PPZ) voor kinderen en adolescenten in België.

Ondanks de groeiende behoeften is pediatrische palliatieve zorg nog steeds weinig bekend. Palliatieve zorg – die het mogelijk maakt om de levenskwaliteit te behouden ondanks een levensbedreigende ziekte – wordt namelijk nog steeds verward met zorg aan het levenseinde. Met dit laatste rapport wil de KBS deze zorg zichtbaar maken en onder de aandacht brengen van professionals in de gezondheidszorg, beleidsmakers en iedereen die het aanbelangt, ten gunste van de jonge patiënten. In januari 2025 deelde het team van Hospichild van het KCE over hoe er rekening moet worden gehouden met de wensen van patiënten en welke inspanningen hiervoor moeten worden geleverd. Naar aanleiding van de aanbevelingen van de KBS en op verzoek van het RIZIV zal het KCE – dat als opdracht heeft om de organisatie van de PPZ in België te evalueren – binnen enkele maanden een nieuwe studie publiceren.

De Wereldgezondheidsorganisatie (WGO) definieert palliatieve zorg als de actieve en volledige zorg die wordt gegeven aan patiënten met ongeneeslijke ziekten met als doel hun levenskwaliteit en die van hun familie te verbeteren door het lijden te voorkomen en te verlichten.

Wat staat er in het rapport van het KCE?

Cover van het rapport van het KCE

Door documentatie door te nemen en gesprekken te voeren in Vlaanderen en in de Franse Gemeenschap heeft de Koning Boudewijnstichting zicht kunnen krijgen op de huidige stand van zaken van de pediatrische palliatieve zorg in België. Er werd ook een panel van professionals uit de gezondheidszorg geraadpleegd, waardoor de KBS concrete acties kan aanbevelen om de kwaliteit en toegankelijkheid van de pediatrische palliatieve zorg in België te verbeteren. Het rapport heeft voornamelijk betrekking op kinderen en adolescenten. Eerdere studies hebben aangetoond dat het aantal jongeren dat wordt doorverwezen naar een liaisonteam voor palliatieve zorg in het verleden erg laag was: slechts 384 van de 22.533 kinderen en adolescenten die werden opgenomen in het ziekenhuis. In dit rapport behandelt de KBS verschillende thema’s: de organisatie van PPZ, respijtzorg en bronnen van ondersteuning, zorg aan het levenseinde en vijf prioritaire acties.

“Palliatieve zorg is niet grijs of zwart, zoals mensen vaak denken. Integendeel, het betekent het leven wat pit geven, elk moment kleur geven.” - Citaat van een pediatrisch onco-hematoloog in het rapport.

Levenskwaliteit behouden

De belangrijkste doelstelling van PPZ in België is de levenskwaliteit en het welzijn van het kind of de jongere en zijn of haar gezin behouden. Al het werk dat wordt uitgevoerd door de zorgprofessionals helpt het fysieke, mentale, sociale en spirituele lijden van de jongeren onder hun hoede te verlichten, en waar mogelijk worden de jonge patiënten en hun naasten erbij betrokken. De acties van de liaisonteams werpen vruchten af, maar lijken op hun limieten te botsen door een gebrek aan middelen. In haar rapport stelde de Koning Boudewijnstichting prioriteiten aan de hand van vijf acties die de kwaliteit van de PPZ zouden verbeteren:

  • communicatie: het taboe rond PPZ wegnemen en helder communiceren, in het belang van de patiënten en het grote publiek;
  • opleiding: de behoeften van jonge patiënten en het belang van de interventies en de uitwisseling van goede praktijken beter begrijpen.;
  • betere toegang: meer financiële middelen om de dekking te verbeteren en alle kinderen die aan een ziekte lijden toegang te geven tot PPZ;
  • onderzoek: om de behoeften en verwachtingen van kinderen, jongeren en hun gezinnen beter te begrijpen;
  • betere begeleiding van broers en zussen: plekken creëren in de buurt van ziekenhuizen om rekening te houden met de broers en zussen van een kind of jongere met een chronische ziekte.

→ Lees hier het volledige rapport van de Koning Boudewijnstichting over pediatrische palliatieve zorg

“Samen rond tafel gaan zitten met al die andere specialismen, dat vergt veel tijd en energie (…) maar die verbinding brengen tussen al die mensen, ik denk dat dat een van onze sterktes is, die gesprekken opentrekken.” - Citaat van een pediatrisch liaisonteam uit het rapport van het KCE.

Pediatrische palliatieve zorg (PPZ)

In vergelijking met medische verblijfscentra voor volwassenen is het aanbod aan PPZ beperkter, met name vanwege de middelen die aan dit soort interventies worden toegekend. In België zijn er momenteel zeven pediatrische liaisonteams. In het rapport van het KCE staat het volgende: “De term ‘liaison’ slaat op het feit dat deze teams zich voornamelijk bezighouden met de coördinatie en continuïteit van de zorgen in trajecten van chronische zorg voor een kind met een levensbeperkende of levensbedreigende aandoening, waarbij het kind door de ziekte ernstig verzwakt is.” Bovendien zijn de jonge patiënten waarop PPZ gericht is – namelijk elk kind met een zware chronische pathologie die optrad voor de leeftijd van 18 jaar – kinderen met kanker, degeneratieve neurologische of metabolische ziekten, ernstig zieke pasgeborenen of adolescenten aan het levenseinde. Zoals eerder vermeld, werden slechts 384 kinderen (1,7%) van de meer dan 22.500 kinderen die tussen 2010 en 2014 in een ziekenhuis in Brussel werden opgenomen, verzorgd door een liaisonteam. Elk team is verbonden aan een ziekenhuiscentrum met een gespecialiseerde hemato-oncologische afdeling. Dit zijn de zeven erkende en actieve pediatrische liaisonteams in België: KOESTER  (UZ Gent), KITES (UZ Leuven), Globul’Home (HUDERF/), Interface Pédiatrique (Cliniques Universitaires Saint Luc), ComfortKIDZ (UZ Brussel), Équipe de liaison pédiatrique – soins continus et palliatifs (CHR-CHU Citadelle) en Soins continus pédiatriques (CHC MontLégia).

LEES OOK:

Handicap.brussels: binnenkort bijna 500 video’s in gebarentaal

De website handicap.brussels is nu volledig toegankelijk voor doven en slechthorenden: binnenkort bijna 500 video’s in gebarentaal zal zijn beschikbaar. Ze kunnen op elke pagina van de site worden geactiveerd en zijn rechtstreeks gekoppeld aan de geschreven inhoud. De vertolkingen in gebarentaal worden verzorgd door professionele doventolken, waardoor een optimale kwaliteit gegarandeerd is.

{Persbericht van handicap.brussels}

Met deze video’s versterkt handicap.brussels, een site die onlangs door Hospichild werd vermeld, nog zijn toegankelijkheid voor gehandicapte internetgebruikers. handicap.brussels heeft al het AnySurfer-label en voldoet aan de wettelijke toegankelijkheidsnormen. Deze zorgen ervoor dat de site vlot en efficiënt toegankelijk is voor een groter aantal personen, in het bijzonder personen met motorische, zintuiglijke of intellectuele beperkingen. Door zijn inhoud in gebarentaal aan te bieden, gaat handicap.brussels verder dan de wettelijke normen.

Handicap.brussels: alle informatie over handicaps in Brussel

Handicap.brussels werd gelanceerd in mei 2025 en is het meest complete informatieportaal over het aanbod aan ondersteuning en diensten voor personen met een handicap in het Brussels Gewest. De site is een initiatief van de PHARE-dienst (COCOF) in samenwerking met Iriscare (Cocom) en is de belangrijkste bron van informatie over handicaps in Brussel.

Afhankelijk van hun behoeften beginnen mensen met een handicap hun zoektocht op handicap.brussels en worden vervolgens via honderden links naar de juiste contactpersoon geleid”, legt Nicolas MARY, directeur van de PHARE-dienst, uit.

Alle onderwerpen waarmee mensen met een handicap in hun leven te maken krijgen, komen aan bod: uitkeringen voor mensen met een handicap, gezondheid, reizen, huisvesting, school, opleiding, werk, dagopvang, vrije tijd, seksualiteit, verzorgers, grondrechten, etc. “De aanpak is bewust niet-institutioneel. De aanpak is bewust niet geïnstitutionaliseerd”, vervolgt Muriel QUINET, adjunct-directeur van Iriscare.

We richten ons niet op de organisator van de diensten: als iemand een dagcentrum zoekt, vindt hij alle dagcentra op dezelfde pagina. Het maakt voor hen niet uit of het centrum erkend is door PHARE of Iriscare.”

Binnenkort NL gebarentaal, binnenkort FALC

Door al haar inhoud beschikbaar te maken in gebarentaal, geeft handicap.brussels een groot deel van haar publiek toegang tot informatie.

Mensen met een handicap zijn ons belangrijkste publiek. Vandaag maken we onze inhoud toegankelijk voor slechthorenden. Binnenkort zullen ook mensen met een verstandelijke beperking toegang hebben tot al onze inhoud dankzij onze FALC-vertalingen.” Nicolas MARY

Gemakkelijk te lezen en te begrijpen taal (FALC) is taal die voor iedereen te begrijpen is, ook voor mensen met begrips- of leesproblemen (mensen met een handicap, laaggeletterden, buitenlanders, enz.) De lay-out wordt aangepast, de tekst wordt vereenvoudigd en er worden vaak afbeeldingen of pictogrammen toegevoegd om de overgebrachte ideeën visueel te ondersteunen. Vandaag is ongeveer 10% van de website handicap.brussels al toegankelijk in FALC, maar het doel is om alle inhoud te vertalen.

Enkele kerncijfers

handicap.brussels heeft momenteel :

  • Meer dan 21.000 bezoekers sinds de eerste statistieken (15/07/2024);
  • Bijna 55.000 pagina’s bezocht;
  • Bijna 9.000 links geactiveerd naar andere gehandicaptenorganisaties en verenigingen;
  • 167 pagina’s onderverdeeld in 12 thema’s over de belangrijkste kwesties die het publiek bezighouden;
  • Binnenkort 482 video’s in gebarentaal.

 ⇒ Ga naar handicap.brussels

Persbericht gedeeld door Sofia Douieb

 

 

LEES OOK:

Teleconsultatie: een medisch alternatief om jonge patiënten te helpen

De recente intrekking van de terugbetaling voor teleconsultatie – of consultatie op afstand – door het RIZIV blijft niet onbesproken. Die maatregel werd geïntroduceerd tijdens de COVID-19-periode en wordt nog steeds gebruikt door veel huisartsen en specialisten in België, waaronder kinderartsen, gynaecologen, dermatologen en neurologen. In vergelijking met de klassieke methode bieden teleconsulten jonge patiënten en hun familie immers veel voordelen: ze veroorzaken minder stress en ongemakken, vermijden het risico op infectie, bevorderen een meer regelmatige opvolging en stellen bezorgde ouders gerust. Naar aanleiding van de stopzetting van de terugbetaling hebben Medi-Sfeer en De Specialist een enquête gehouden onder artsen.

De gezondheidszorgsector evolueert voortdurend en teleconsultatie, ook wel bekend als telefonische consultatie, is een modern antwoord op de groeiende vraag in het licht van de dagelijkse uitdagingen. Enerzijds verlicht teleconsultatie de druk op de veelgevraagde professionals in de sector, terwijl ze anderzijds de wachttijden bij huisartsen en in ziekenhuizen verkort. Bovendien helpt ze om patiënten te prioriteren en hun familie gerust te stellen. De resultaten van de enquête bewijzen dat teleconsultatie goed is ingeburgerd bij artsen: 61% van hen maakt er gebruik van, zonder hun patiënten iets te factureren.

“In de kindergeneeskunde laat teleconsultatie toe patiënten te prioriteren en onnodige verplaatsingen naar de spoedafdeling te voorkomen”, merkt een kinderarts op. Een andere arts vult aan: “Tijdens seizoensgebonden epidemieën ontvangen we tientallen telefoontjes per dag. Door snel te reageren kunnen we ouders geruststellen, advies geven en medische attesten opstellen zonder onze agenda’s te overbelasten.” Getuigenissen uit de enquête uitgevoerd door Medi-Sfeer en De Specialist. 

De enquête

De enquête verliep via de websites en nieuwsbrieven van Medi-Sfeer en De Specialist, twee publicaties van RMN, de grootste medische persgroep in België. Onder de 2.141 respondenten van de enquête bevonden zich 747 Franstalige en 1.394 Nederlandstalige artsen. 88% van hen vindt dat teleconsultatie weer terugbetaald moet worden door het RIZIV. De meerderheid van de Franstalige respondenten zijn vrouwen (56%) die voornamelijk in Wallonië (75%) werken, tegenover 24% in Brussel en 1% in Vlaanderen. Bij de Nederlandstalige artsen zijn de vrouwen nog sterker vertegenwoordigd (59%) en is de geografische verdeling omgekeerd: 94% van hen werkt in Vlaanderen en 5% in Brussel. Wat betreft de specialismen zijn huisartsen in beide taalgroepen goed vertegenwoordigd (bijna 50%). Ze worden gevolgd door kinderartsen (30,85%), gynaecologen (11,53%), dermatologen (9,15%), anesthesisten (8,14%) en neurologen (4,75%). Tot slot is ook de leeftijdsverdeling in de twee groepen relatief homogeen. De meeste respondenten zijn tussen 31 en 60 jaar oud.

Voor al­le dui­de­lijk­heid

Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke vindt dat “we een duidelijk onderscheid moeten maken. Telefoneren om een attest, voorschrift of testresultaat te krijgen: dat zijn geen teleconsulten. Artsen hebben dat type telefoontjes altijd al verwerkt en ik vermoed dat ze dat ook zullen blijven doen. Teleconsulten daarentegen zijn telefonisch onderzoeken waarbij een patiënt zijn of haar symptomen uitlegt, de arts een anamnese afneemt en eventueel een behandeling, oplossing of aanvullende stappen voorstelt.”

Allerlei voordelen

Teleconsultatie heeft voordelen op allerlei gebieden. In de enquête sommen artsen er een heel aantal op: medische resultaten interpreteren, behandelingen aanpassen, chronische patiënten opvolgen, voorschriften vernieuwen, patiënten doorverwijzen voor een lichamelijk onderzoek of gezondheidsadvies geven (vaccinaties, verschillende kwalen). Ook voor patiënten en hun familie zijn teleconsulten in verschillende opzichten interessant:

  • ze vermijden onnodige verplaatsingen;
  • ze brengen minder stress en ongemak met zich mee;
  • ze vermijden het risico op infectie;
  • ze bevorderen een effectievere en regelmatigere opvolging;
  • ze stellen bezorgde ouders gerust.

Wat brengt de toekomst?

Minister Vandenbroucke pleit voor een vereenvoudigde, duurzame oplossing om onhoudbare tendenzen te voorkomen die afwijken van de traditionele geneeskunde. Hij wacht op nieuwe financieringsvoorstellen van de medische vakbonden, gebaseerd op de budgetten van de artsen. “We moeten een duidelijk systeem opzetten, zonder een labyrint van ingewikkelde regels. We moeten evenwel vermijden dat het de kraan openzet voor onbeperkte facturaties voor elke individuele verstrekking. Dat is uiteraard onaanvaardbaar.”

Samuel Walheer

LEES OOK:

De erkenning van handicaps verbetert, stelt Iriscare vast

Drie jaar na de oprichting van het Centrum voor Evaluatie van de Autonomie en de Handicap (CEAH) in Brussel blikt Iriscare terug op het afgelegde parcours. Dat centrum evalueert de graad van de handicap of verminderde zelfredzaamheid van kinderen aan de hand van specifieke criteria. Daarnaast biedt het die kinderen en hun familie ondersteuning. De belangrijkste bevinding is dat de diagnoses zijn verbeterd, waardoor het aantal erkenningen stijgt. Vergeleken met 2020 werden er 27,65% meer erkenningen toegekend aan kinderen.


Het Centrum voor Evaluatie van de Autonomie en de Handicap opende op 10 februari 2022 zijn deuren bij Iriscare. Daar kunnen patiënten ontvangen worden in speciaal ingerichte dokterspraktijken die toegankelijk zijn voor mensen met een handicap. De resultaten van de evaluaties van kinderen worden door Iriscare aan de Brusselse kinderbijslaginstellingen bezorgd. Op basis daarvan berekent de instelling in kwestie het bedrag van de kinderbijslag, dat ze meedeelt aan de patiënten of hun wettelijke voogd. Iriscare stelt vast dat 8.263 Brusselse kinderen met een ziekte of handicap in juni 2024 een toeslag op de kinderbijslag ontvingen, die gemiddeld 283,96 euro per maand bedroeg.

{Persbericht Iriscare}

Erkenningen nemen sterk toe 

Sinds januari 2022 voert het CEAH de medische evaluaties uit die nodig zijn om de verhoogde kinderbijslag toe te kennen. Uit de cijfers blijkt een duidelijke toename van het aantal kinderen met een erkende aandoening. Het gaat dan vooral om autismespectrumstoornissen en taal- en leerstoornissen. Dat toont aan dat artsen die aandoeningen nu beter kunnen diagnosticeren, waardoor het CEAH op zijn beurt meer erkenningen kan geven. Momenteel hebben 2,74% van de Brusselse kinderen van 0-17 jaar een erkenning voor een aandoening. In Vlaanderen bedraagt dat percentage 3,26%. Hoewel er in Brussel een opmerkelijke vooruitgang is geboekt, herinnert dat verschil ons eraan dat het essentieel is om die positieve evolutie voort te zetten en te blijven investeren in effectieve evaluaties.

Sociale ongelijkheden

Het is een feit: kinderen met een stoornis komen vaker uit gezinnen met een laag inkomen. Uit de analyse blijkt dat aandoeningen vaker voorkomen in de grootste en meest kwetsbare Brusselse gemeenten. Zo woont meer dan de helft van de kinderen met een erkende aandoening in Molenbeek, Brussel-Stad, Schaarbeek of Anderlecht. Bovendien groeit 52,55% van de rechtgevende kinderen op in een gezin met een laag inkomen, tegenover 36,19% van de algemene Brusselse bevolking.

Het niet-gebruik van rechten terugdringen is niet alleen een kwestie van rechtvaardigheid, maar ook een essentiële investering in de toekomst van kwetsbare gezinnen. Elk kind dat de ondersteuning krijgt waar het recht op heeft, heeft betere ontwikkelingskansen. Dat versterkt niet alleen het gezin, maar ook onze hele samenleving. Tania Dekens, leidend ambtenaar van Iriscare.

Uitdagingen voor de toekomst

Hoewel er aanzienlijke vooruitgang is geboekt, benadrukt Iriscare dat het belangrijk is om te blijven investeren in effectievere evaluaties. In juni 2024 bedroeg de verwerkingstijd van een dossier gemiddeld drie maanden. Het is cruciaal om die vlotte termijn aan te houden. De administratieve lasten verminderen en de toegang voor kwetsbare gezinnen verbeteren, blijven absoluut prioritair.

→ Lees het volledige

Gedeeld door Samuel Walheer

 

LEES OOK: 

Chemicaliën en niet-overdraagbare ziekten gaan niet samen, waarschuwt een Engelstalige studie

“Inaction is no longer an option!” Met deze sterke woorden sluiten de onderzoekers hun Manufactured Chemicals and Children’s Health – The Need for New Law af. Het rapport, dat onlangs werd gedeeld op de website van Docteur Coquelicot, brengt een aantal zorgen naar voren: het bewezen verband tussen niet-overdraagbare ziekten bij kinderen en hun blootstelling aan chemicaliën, het falen van de wetgeving inzake synthetische chemicaliën en hun massale wereldwijde productie, die naar verwachting verdrievoudigd zal zijn tegen 2050.

Volgens de studie worden er wereldwijd bijna 350.000 chemicaliën verspreid die afkomstig zijn uit chemische mengsels, plastic of fossiele brandstoffen (gas, olie en kolen). De productie ervan blijft elk jaar stijgen en zou een directe, schadelijke invloed hebben op de milieugezondheid van kinderen. Veel niet-overdraagbare ziekten – de belangrijkste oorzaak van ziekte en sterfte bij kinderen – worden vermoedelijk veroorzaakt door de productie van synthetische stoffen. De studie werd gevoerd door Philip Landrigan, directeur van het Global Observatory on Planetary Health van Boston College, en werd op 16 januari 2025 via een consortium gepubliceerd in het New England Journal of Medicine. Hier volgt een samenvatting van de belangrijkste punten.

De gezondheid van de kinderen als prioriteit

In vergelijking met farmaceutische producten zijn synthetische chemicaliën en plastic uiteindelijk onderworpen aan weinig wettelijke of politieke beperkingen. In feite wordt er weinig onderzoek gedaan naar de gevaren ervan en wordt er weinig toezicht gehouden nadat ze op de markt zijn gebracht. De schadelijke effecten op lange termijn op de gezondheid van de bevolking, vooral van kinderen, zijn echter zeer reëel. Volgens de studie wordt minder dan 20% van de synthetische chemicaliën getest op mogelijke toxiciteit. Ook de effecten op kinderen en zuigelingen worden niet onderzocht, hoewel er een verband bestaat tussen deze chemicaliën en bepaalde kinderziekten. Een herziening van de wetgeving om kinderen te beschermen tegen deze bewezen gevaren moet een prioriteit voor de bevolkingsgezondheid zijn!

Enkele belangrijke cijfers

Als we een blik werpen op de afgelopen vijftig jaar tot vandaag, toont de studie ons enkele belangrijke (en zeer verontrustende!) cijfers :

  • Het aantal niet-overdraagbare ziekten onder kinderen is sterk gestegen.
  • De incidentie van kinderkanker is met 35% gestegen.
  • Aangeboren afwijkingen die verband houden met de mannelijke voortplanting komen dubbel zo vaak voor.
  • Een op de zes kinderen heeft nu te maken met neurologische ontwikkelingsstoornissen.
  • Bij een op de zesendertig kinderen wordt een autismespectrumstoornis vastgesteld.
  • De prevalentie van astma bij kinderen is verdrievoudigd.
  • De prevalentie van kinderobesitas is bijna verviervoudigd.
  • Er is een sterke toename van diabetes type 2 bij kinderen en adolescenten.
  • Onder volwassenen zijn ziekte, beperkingen en sterfte door hart- en vaatziekten, beroertes en veel vormen van kanker gedaald.

Onderzoek naar milieugezondheid in de kindergeneeskunde

Als we het hebben over de ontwikkelingen van de milieugezondheid in de kindergeneeskunde, moeten we 25 jaar terug in de tijd. Zo waren er twee belangrijke gebeurtenissen: de publicatie van het rapport Pesticides in the Diets of Infants and Children van de National Research Council in 1993, waarin werd aangetoond dat er biologische factoren waren die kinderen gevoelig maakten voor toxische chemicaliën. De tweede was de goedkeuring van de Food Quality Protection Act (FQPA) in 1996. De van oorsprong Amerikaanse pesticidenwet heeft van de milieugezondheid van kinderen een nationale prioriteit gemaakt en daarmee het onderzoek naar milieugezondheid in de kindergeneeskunde gestimuleerd. Een blootstelling, zelfs kortstondig, aan toxische chemicaliën bij kinderen, die kwetsbaar zijn, verhoogt het risico om ziekten of beperkingen te ontwikkelen, die hun hele leven lang kunnen blijven.

“De situatie verslechtert snel. De voortdurende en ongecontroleerde toename van chemische synthese brengt niet alleen kinderen over de hele wereld in gevaar, maar ook ons voortplantingsvermogen” , vertelt Philip Landrigan, directeur van het Global Observatory on Planetary Health van Boston College.

Een voorbeeld

In de Verenigde Staten werd tussen de jaren 50 en 70 jaarlijks bijna 100.000 ton lood, bekend als tetra-ethyl, aan benzine toegevoegd. De bedoeling daarvan was om de prestaties van de auto’s te verbeteren. Dit leidde tot massale vervuiling van het milieu; het gemiddelde loodgehalte in het bloed van de bevolking bedroeg 16 tot 17 g per deciliter. Er waren ook nog de volgende gevolgen: het gemiddelde IQ van Amerikaanse kinderen – het criterium dat gebruikt wordt in de internationale classificatie van ziekten om verstandelijke beperkingen te definiëren – daalde met 2 tot 5 punten; het aantal kinderen met een IQ hoger dan 130 daalde met meer dan 50% en het aantal kinderen met een IQ lager dan 70 steeg met meer dan 50%.

De mislukking van de chemicaliënwetgeving

Vandaag de dag draait de chemische industrie op volle toeren en is ze de op een na grootste verwerkende industrie ter wereld. Deze sector alleen is goed voor bijna 25% van het bruto binnenlands product (BBP) van de Verenigde Staten. Dit is met name te wijten aan het feit dat sinds de TSCA (Toxic Substances Control Act) in 1976 werd aangenomen, er maar heel weinig chemicaliën verboden of beperkt zijn op de Amerikaanse markt. De wetgeving inzake chemicaliën in de Europese Unie – bekend als Registration, Evaluation, Authorisation and Restriction of Chemicals (REACH) – werkt als volgt: “geen gegevens, geen markt”. In de praktijk is de chemische productie echter niet echt aan banden gelegd.

Een wetgevende wake-upcall

De studie pleit daarom voor een wijziging van de wetgeving voor chemicaliën om de gezondheid van kinderen te beschermen. In de werkelijkheid lijkt dat niet zo eenvoudig. Volgens Philip Landrigan moeten er strenge tests worden uitgevoerd om te bewijzen dat de chemicaliën niet toxisch zijn bij blootstelling. Dit zou de onbeperkte productie voorkomen en een voorzichtiger aanpak voor de gezondheid van kinderen aanmoedigen. Bovendien moeten er controles worden uitgevoerd op chemicaliën nadat ze op de markt zijn gebracht om eventuele ongewenste gevolgen op lange termijn op te sporen. Bijvoorbeeld door rekening te houden met de resultaten van toxicologische onderzoeken op dieren. Die kunnen worden gebruikt om de risico’s voor de menselijke gezondheid te voorspellen, en in het bijzonder voor kinderen. De laattijdige gevolgen van vroege blootstelling kunnen worden waargenomen bij dieren die in utero zijn blootgesteld.

Internationale inspanningen aanmoedigen

Het is dus duidelijk dat de blootstelling van kinderen aan een toxische chemicaliën de gezondheid, economische levensvatbaarheid en veiligheid van een hele samenleving kan schaden en zelfs schadelijke gevolgen kan hebben voor het voortplantingsvermogen van de mensheid. De wereldwijde milieucrisis blijft groeien en chemische vervuiling vormt daarbij een echte uitdaging! Om onze planeet te proberen te redden, of beter gezegd de toekomst van alle kinderen ter wereld, zou een wereldwijd verdrag een sleutelrol kunnen spelen: de Verenigde Naties zouden een wettelijk bindende wet moeten invoeren om de productie en commercialisering van chemicaliën in te perken. Er bestaat al een wereldwijd verdrag over plastic dat hiervoor als basis zou kunnen dienen.

Wijzigingen en opmaak: Samuel Walheer

 

LEES OOK :