Nieuws

Studie: de impact van schermen op kinderen hangt ook af van de familiale context

Het Inserm (Institut national de la santé et de la recherche médicale) onderzocht het effect van schermen op kinderen en publiceerde zijn verslag in het Journal of Child Psychology and Psychiatry. De studie, waarbij ongeveer 14.000 kinderen meerdere jaren werden gevolgd, leidde tot conclusies die de problemen door schermtijd relativeren.

Volgens deze studie is het cruciaal om ook rekening te houden met de context waarin kinderen schermen gebruiken.

Wat zegt de studie?

De onderzoekers van het Inserm voerden hun studie uit bij kinderen uit drie leeftijdsgroepen: twee, drie en een half en vijf en een half jaar oud. Ze stelden vast dat het gebruik van schermen een impact heeft op de cognitieve ontwikkeling van kinderen van drie en een half en vijf en een half jaar (vooral de fijne motoriek, taal en zelfstandigheid). Maar de instelling merkte ook op dat niet enkel de schermtijd de ontwikkeling van kinderen beïnvloedt, maar ook het gekozen moment en de manier waarop schermen worden gebruikt. Zo gebruiken bijvoorbeeld zowel volwassenen als kinderen vaak schermen voordat ze gaan slapen, hoewel dat sterk wordt afgeraden, met name omdat dat slapeloosheid kan veroorzaken.

Geruststellend, maar op te volgen

Begin 2023 deelde Hospichild de resultaten van een Franse studie (Les enfants trop exposés aux écrans, avertit une enquête française (hospichild.be)) die aantoont dat de schermtijd bij kinderen duidelijk toeneemt. Tegenwoordig is het moeilijk voor kinderen om niet volledig verslingerd te raken aan de schermen die alomtegenwoordig zijn in onze huizen. Ze kunnen er niet meer aan ontsnappen: de ouders zitten op hun smartphone, de grote broer is aan het gamen, de televisie staat aan in de crèche of op school, enz. Maar het goede nieuws is dat dit voortdurende gebruik kan worden gereguleerd via een kader en een context die niet aanzetten tot een te grote dagelijkse blootstelling.

“De context waarin we schermen gebruiken, speelt een belangrijke rol”

Zoals deze laatste studie van het Inserm aantoont, is het uiteraard belangrijk om rekening te houden met de aanbevelingen rond dit thema (met name: kinderen onder de drie jaar niet blootstellen aan schermen, tenzij in specifieke omstandigheden, zoals de aanwezigheid van een volwassene of een vorm van interactiviteit). De risico’s van een overmatige blootstelling moeten ook gerelativeerd worden, want ze houden niet enkel verband met de tijd die het kind voor het scherm doorbrengt, maar ook met een omgeving die schermgebruik aanmoedigt of bevordert. In een persbericht schrijft Jonathan Bernard van het Inserm: “De context waarin we schermen gebruiken, speelt een belangrijke rol, waarschijnlijk nog meer dan de duur van de schermtijd.”

 

LEES OOK:

“Praat over je geestelijke gezondheidsproblemen”, moedigt de GGC aan!

Een groot deel van de Brusselaars wordt geconfronteerd met geestelijke gezondheidsproblemen. 12,9% van hen vertoont angstsymptomen en 12,6% tekenen van depressie. Nochtans krijgt een aanzienlijk deel van de mensen die behoefte hebben aan geestelijke gezondheidszorg niet de nodige zorg. De GGC zet een campagne op om het stigma dat kleeft aan geestelijke gezondheidsproblemen te verminderen. Daarmee moedigt ze de betrokkenen aan om erover te spreken en hulp te zoeken, zodat ze beter met die problemen kunnen omgaan.

{Persbericht van de GGC}

Tijdens de gezondheidscrisis van 2020 was er veel aandacht voor geestelijke gezondheidsproblemen, maar die problemen maken nog steeds deel uit van het dagelijkse leven van de Brusselaars. Uit Sciensano’s laatste BELHEALTH(*)-enquête in juni 2023 blijkt dat een groot aantal deelnemers symptomen van angst of depressie meldt. Dat zijn de meest voorkomende geestelijke gezondheidsproblemen: 12,9% van de deelnemers gaf aan angstsymptomen te hebben en 12,6% tekenen van depressie.

Bijna de helft vraagt niet om hulp

De enquête brengt ook het percentage mensen onder de aandacht dat zegt niet te worden behandeld: 30% van de deelnemers in Brussel zegt behoefte te hebben aan zorg, maar bijna 1 op 2 onder hen zegt die zorg niet te krijgen. De belangrijkste redenen die werden gegeven waren tijdgebrek (36%) en de stap niet durven te zetten (31%). “Dit is een zorgwekkende situatie”, benadrukt Luc Detavernier, afgevaardigd bestuurder en directeur van het Brussels Platform Geestelijke Gezondheid. “Als we vergelijken met de periode 2018-2022, zien we dat veel bijkomende elementen een invloed hadden op de geestelijke gezondheid, zoals de oorlog in Oekraïne en de energiecrisis in het najaar. Al die elementen samen dragen bij aan de huidige situatie. Zoals we kunnen zien, doen veel mensen er veel te lang over om stappen te zetten om hulp te vragen. Het is dus belangrijk om het stigma weg te nemen als het over hulp zoeken gaat: durf erover te praten, wees niet bang om je problemen te delen.” Geestelijke gezondheidsproblemen hebben ook gevolgen op het werk: in 2021 veroorzaakten ze 44%
van de gevallen van langdurige arbeidsongeschiktheid bij werknemers in Brussel, de belangrijkste oorzaak van langdurige ongeschiktheid vóór musculoskeletale aandoeningen (rugpijn, enz.).

Erover praten is de eerste stap naar beterschap

“Door samen met Psybru – een website waarmee burgers makkelijk een eerstelijnspsycholoog in hun gemeente kunnen vinden – een bewustmakingscampagne op te zetten, wil de GGC de Brusselaars aanmoedigen om over hun zorgen te praten en om hun ongemak hierover te durven delen. Erover praten met vrienden en familie, contact opnemen met je huisarts of een psycholoog kan een beslissende stap zijn op weg naar een betere geestelijke gezondheid. Hulp krijgen voor geestelijke gezondheidsproblemen helpt je om ermee te leven”, zegt Nathalie Noël, leidend ambtenaar van de administratie van de GGC. “Het is eveneens belangrijk om het bewustzijn te vergroten binnen de naaste omgeving van de betrokkene. Ze zijn de eersten om een probleem te detecteren. En vroeg ingrijpen kan het verschil maken.”

Deze campagne past in het ruimere kader van de conventie voor eerstelijns psychologische zorg, geïnitieerd en gesteund door minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke, de FOD
Volksgezondheid en het RIZIV.

↓ Bekijk de campagnefilmpjes

 

LEES OOK:

Run to Kick: een solidariteitsloop tegen kinderkanker

Op zondag 24 oktober 2023 organiseerde de vereniging KickCancer aan de voet van het Atomium haar 6e inzamelingsactie voor de strijd tegen kinderkanker. Niet minder dan 2.400 lopers namen deel aan de solidariteitsactie en hielpen het goede doel om negen Europese onderzoeksprojecten te financieren met de 1,2 miljoen euro die werd ingezameld. Waar een wil is, is een weg!

Photo : Sofia Douieb

 

Dankzij de inzet van sommigen en de steun van anderen kon KickCancer dit weekend een recordbedrag ophalen en vooral laten zien dat “samen staan we sterker”.

Waarom deze strijd?

Elk jaar worden in Europa bijna 35.000 jongeren van 0-23 jaar getroffen door kanker. Wetenschappelijk onderzoek is complex, omdat elke vorm van kanker als een zeldzame ziekte wordt beschouwd, waardoor de overlevingskansen van deze kinderen en tieners vaak in gevaar komen. Erger nog, ze worden behandeld met verouderde en gevaarlijke medicijnen die vaak desastreuze gevolgen hebben voor hun gezondheid.

Ongelijkheid verminderen

Door middel van dit sportevenement wilde Run to Kick iedereen ook herinneren aan het belang van het bevorderen van onderzoek naar kinderkanker. Dat het leven kostbaar is, of het nu om een pasgeborene of een volwassene gaat, en dat multidisciplinair werk een van de sleutels is tot genezing. Desondanks zijn er echte ongelijkheden binnen het kankeronderzoek zelf. Delphine Heenen, oprichtster van KickCancer, zegt: “Als we het over kanker hebben, wordt innovatie vaak parallel genoemd en denken mensen automatisch dat er ook innovatie is voor kinderen met kanker, maar dat is niet het geval. Ze voegt eraan toe: “Sinds 2007 zijn er meer dan 150 medicijnen goedgekeurd voor kanker bij volwassenen en slechts 9 voor kanker bij kinderen. Dit verschil is ook zichtbaar in de toegang van jonge patiënten tot innovatieve klinische onderzoeken. Bij pediatrische kanker blijft deze toegang een uitzondering.”

Over KickCancer

De vereniging werd opgericht toen een van de kinderen in een Belgisch gezin plots een tumor kreeg. De familie slaagde er tijdelijk in om de kanker te bestrijden en besloot om hun engagement verder te zetten. Ze kregen het gezelschap van andere gezinnen die wilden helpen en deelnemen aan de strijd tegen kinderkanker. Sindsdien is KickCancer een stichting van openbaar belang geworden en werkt het samen met het Fonds van de Vrienden van de Stichting KickCancer, dat gewijd is aan pediatrisch oncologisch onderzoek en zelf beheerd wordt door de Koning Boudewijnstichting. De vereniging financiert onderzoek met als doel nieuwe geneesmiddelen op kinderen te testen, op voorwaarde dat dit in veilige en ethische omstandigheden gebeurt.

Strijd tegen kinderkanker

Run To Kick is meer dan een solidariteitsloop; het wordt georganiseerd door en maakt deel uit van Fight Kids Cancer, een initiatief dat bestaat uit vijf organisaties uit België (KickCancer), Frankrijk (Imagine for Margo), Luxemburg (Fondatioun Kriibskrank Kanner), Nederland (Kika) en Spanje (Stichting Cris Kanker). Tijdens het weekend hadden deze verenigingen een gemeenschappelijk doel: 6,25 miljoen euro inzamelen. Het doel van de Belgische vereniging werd meer dan gehaald, maar hoe zit het met de andere landen?

 

→ Wordt vervolgd op KickCancer Foundation

 

LEES OOK:

Verslag vanuit het hart van een knuffelbeerziekenhuis

Op 16 september organiseerde het Kinderziekenhuis een knuffelbeernamiddag. Voor deze vierde editie van het knuffelbeerziekenhuis konden kinderen hun lievelingsknuffelbeer meebrengen en laten onderzoeken of zelfs verzorgen door het zorgpersoneel van het UKZKF. Het Hospichild-team was aanwezig om de kleine vierjarige Agnès en haar “doudou tutute” te volgen. Verslag.

Het belangrijkste doel van deze namiddag, die het Universitair Kinderziekenhuis Koningin Fabiola organiseert, is om de allerkleinste patiënten te helpen om het ziekenhuis en zijn zorgpersoneel te begrijpen. Door hun knuffelbeer mee te brengen die zich pijn heeft gedaan, kunnen kinderen stap voor stap de stadia van een ziekenhuisbehandeling volgen, of het nu gaat om een consultatie, een ziekenhuisopname of een ernstige operatie. Van de artsen tot het gebruikte materiaal, alles is waarheidsgetrouw en iedereen neemt het heel ernstig. Agnès en haar “doudou tutute” namen deel aan het experiment. Hospichild glipte met hen mee om geen minuut te missen van dit buitengewone ziekenhuistraject.

Het ziekenhuis relativeren voor betere zorg voor kinderen

De vierjarige Agnès, met een blonde paardenstaart en blauwe ogen, houdt stevig de hand van haar moeder vast, een diëtiste in het kinderziekenhuis. Ze staat stomverbaasd voor een ambulance die voor de ingang geparkeerd staat. De deuren zijn open, waardoor de binnenkant van het voertuig zichtbaar wordt. “Franklin de schildpad” ligt roerloos op de brancard, met een zuurstofmasker op. Verpleger Frédéric legt Agnès uit hoe alle toestellen werken. Hij vertelt aan de volwassenen: “De ambulance is de eerste schakel in de keten, dus je moet dat vanaf het begin relativeren”.

Bij de inschrijvingsstand verwelkomen vrijwilligers de gezinnen. Jean-François en Hélène zijn trots om op deze dag aanwezig te zijn. “Kinderen opvangen, hun de verschillende fases uitleggen en contacten leggen, dat alles geeft voldoening en is leuk. Het is een beetje zoals ons vrijwilligerswerk hier in het ziekenhuis, je voelt je nuttig”, legt Hélène glimlachend uit, terwijl ze het gezondheidsboekje van de “doudou tutute” aan Agnès geeft, dat ze tijdens het hele traject moet laten invullen.

    

Bij de “knuffelbeerologen” om tot een diagnose te komen

Nadat de knuffelbeer is ingeschreven als patiënt en officieel is opgenomen in de hal van het ziekenhuis, is het gezin klaar om bij de knuffelbeeroloog te gaan. Hij zal proberen een eerste diagnose te stellen om de knuffelbeer naar de juiste diensten door te verwijzen. “Wat is er aan de hand met deze doudou tutute? vraagt hoofdarts Jean-Christophe Beghin heel ernstig aan de kleine Agnès. Ze kijkt haar moeder sprakeloos aan en zegt ten slotte: “Hij is uit zijn bed gevallen, op zijn hoofd, en hij heeft nu heel veel pijn!” De arts onderzoekt hem met een stethoscoop, beweegt zijn armen en benen, stelt heel wat vragen… “Het is een hersenschudding!” zegt hij uiteindelijk heel ernstig. “Omdat hij nog een baby is, moeten we hem eerst naar de babyverzorgingsstand brengen en dan zijn pijn beoordelen…” De dokter vult het boekje nauwgezet in en geeft het aan Agnès. Ze is wat in de war en weet niet of ze moet lachen of zich zorgen maken over haar knuffelbeer.

“Misschien zal ze dankzij dit initiatief niet zo bang zijn!”

Onder begeleiding van studenten van BEMSA-ULB (comité van geneeskundestudenten), die massaal zijn komen opdagen om een handje te helpen, gaat het gezinnetje naar stand 4. Om tot daar te komen, loopt ze langs de ene na de andere tafel in de hal van het ziekenhuis. Honderden knuffelberen krijgen de eerste zorgen toegediend, worden geopereerd, gaan langs de reanimatie of gaan naar een kinderpsychiater… Telkens met echt materiaal en echte verzorgers van het ziekenhuis. Kinderen en hun knuffelberen worden heel ernstig genomen, omdat het de bedoeling is hen te laten zien wat er in het echte leven kan gebeuren als ze zelf ziek worden. De moeder van Agnès vertelt: “Ik herinner me een heel moeilijk moment met mijn dochter toen ze een bloedafname kwam doen. Ze gilde en huilde en kwam nogal geschokt naar buiten. Misschien is ze dankzij dit initiatief niet meer zo bang en kunnen we haar overtuigen door te zeggen dat “doudou tutute” zich ook in dit ziekenhuis heeft laten verzorgen!”

“Doudou tutute” zit nu in bad en zijn kleine mama wast hem met de grootste zorg, onder de tedere ogen van de verpleegkundige. Ze doet hem een luier aan die de knuffelbeer helemaal bedekt, zodat er alleen een glimp van zijn hoofdje te zien is. Hij krijgt een zuigfles en is klaar voor de volgende ervaring.

“Zelfs geen pijn”: hoe omgaan met pijn

De stand “Zelfs geen pijn” wordt gehouden door  dokter Christine Fonteyne, die verantwoordelijk is voor pijnpreventie in het Kinderziekenhuis. Agnès wurmt zich in de kast vol bubbels, gekleurde lampen, spiegels en een stapel boekjes over pijnbestrijding die geïllustreerd zijn door Philippe Geluck. Hier wordt beoordeeld waar de knuffelbeer pijn heeft. Om de pijn te verhelpen, moet je hem opvrolijken zodat hij niet er niet meer aan denkt (met bubbels, door te tekenen, door naar iets leuks te kijken…) of, indien nodig, moet je hem medicijnen geven. “Doudou tutute” krijgt dus pas een injectie nadat de plaats waar hij pijn heeft, is verdoofd met Meopa (een pijnstiller).

   

Docteurs Zinzins schieten te hulp

Vervolgens wordt het gezinnetje in de gang meegenomen door een bende clowns: de Docteurs Zinzins (geen onbekenden voor Hospichild, we schreven eerder al enkele artikels over hen). Ze nemen hen mee naar een nogal speciaal soort operatiezaal waar, deze keer, de gebruikte instrumenten nep zijn. De clowns willen de kinderen immers doen lachen en hen vermaken terwijl ze in het ziekenhuis liggen. Ze zitten elke week aan hun bed en maken plezier met hen, hun ouders en zelfs het zorgpersoneel. De operatie die  “doudou tutute” ondergaat is een echt spektakel waar Agnès erg om moet lachen.

“Ze zal zich haar bezoek aan het ziekenhuis herinneren!”

De ene stand na de andere stand volgt: vaccinatie, handen wassen, diëtetiek, kinderpsychiatrie… Agnès’ moeder, diëtiste in het ziekenhuis, is vooral geïnteresseerd in de tafel van haar collega’s. Nu is het de bedoeling dit erg op de proef gestelde knuffelbeertje eten te geven. Eerst wordt zijn zuigfles gevuld. Daarna krijgt hij een bord met gezond en gevarieerd voedsel (allerlei soorten plastic voedingsmiddelen). Agnès vult de fles en de kom tot de rand, waardoor de diëtisten reageren: “Heeft je knuffelbeer zo’n honger?” Maar het is eigenlijk het kindje zelf dat wil eten want ze stort zich uiteindelijk op de snack die wordt aangeboden door de vereniging Kid’s Care, de “human touch” van het Kinderziekenhuis. “Ze zal zich haar bezoek aan het ziekenhuis herinneren,” zegt de moeder, voordat ze vertrekt met haar dochter en “doudou tutute”, die nu genezen is.

Dank aan kleine Agnès, haar moeder en natuurlijk ‘doudou tutute’!

Texte et photos : Sofia Douieb

 

LEES OOK:

Onderzoek naar autisme: een innovatief onderzoeksproject dat heel België doorkruist met mobiele laboratoria

BeLAS (Belgian Language in Autism Study) is een gloednieuw nationaal project van de Université libre de Bruxelles, de Universiteit Gent en de KU Leuven. Het project heeft als doel vooruitgang te boeken in het onderzoek naar de taalontwikkeling van kinderen met autisme. Met drie “LabMobielen” doorkruisen de onderzoekers het hele land om tot bij de deelnemers te komen.

Het idee achter dit innovatieve project is om op die manier onderzoek buiten de muren van de universiteiten te kunnen doen en dichter bij de mensen en de praktijk te komen. De Belgian Language in Autism Study zal aan de hand van activiteiten en andere tests in de LabMobielen de taalontwikkeling evalueren van kinderen tussen twee en vijf jaar bij wie autisme werd vastgesteld.

Hoe wordt het project georganiseerd ?

Het project kwam tot stand dankzij de samenwerking van onderzoekers van drie Franstalige en Nederlandstalige universiteiten: de ULB (Université libre de Bruxelles), de UGent (Universiteit Gent) en de KU Leuven (Katholieke Universiteit Leuven). Samen creëerden ze BeLAS: een uniek longitudinaal onderzoek waarbij de deelnemende kinderen twee jaar worden opgevolgd. Dankzij de mobiele laboratoria kunnen de onderzoekers naar alle uithoeken van België rijden, waardoor de ouders en de kinderen zich niet hoeven te verplaatsen naar een van de universiteiten. Op die manier is het onderzoek zo toegankelijk mogelijk.

Wat is een ‘LabMobiel’ ?

Dankzij het werk van het Belgische bedrijf Road For Sense (https://roadforsense.com/) kunnen de onderzoekers voor het BeLAS-project gebruikmaken van drie omgebouwde bestelwagens.

Deze omgebouwde bestelwagens zijn uitgerust met:

  • een tafel om oefeningen uit te voeren en spelletjes om op de grond te spelen;
  • warme verlichting en een raam;
  • verwarming in de winter en ventilatie in de zomer.

Het kind en zijn of haar begeleider (meestal een ouder) krijgen dus een warm onthaal in een aangepaste en originele omgeving om deel te nemen aan een studie van algemeen belang over taal en autisme.

Wil je graag deelnemen aan dit onderzoek naar autisme ?

→ Klik dan op deze link en kies een BeLAS-team uit de drie voorgestelde universiteiten : Contact | BeLAS (ulb.be) 

→ Link naar de website van het initiatief : Accueil | BeLAS (ulb.be) 

 

LEES OOK :